Dutch Verb 'Hebben' (to have) - Smartphones Page

Hebben   'to have' - and also the auxiliary verb for the perfect tenses of a majority of Dutch verbs is a somewhat irregular and strong verb:

hebben to have

-

had had

-

gehad had

overview
hebben		to have
ik heb		I have
wij hebben		we have
ik had		I had
wij hadden		we had
ik heb gehad		I have had
2

simple present tense
hebben		to have
ik heb		I have
jij hebt		you have	(singular, informal you)
hij heeft		he has
wij hebben		we have
jullie hebben		you have	(plural, informal you)
zij hebben		they have
U heeft		you have	(polite you)

'U hebt' is also said. (B is also pronounced as P before T.)

simple past tense
(hebben)		to have
ik had		I had
jij had		you had
hij had		he had
wij hadden		we had
jullie hadden		y'all had
zij hadden		they had
U had		you had

the perfect tenses
Ik heb gehad	I have had
Ik had gehad 2	I had had

Sample Lines

ik heb een boek	'I have (own) a book' also: 'I have a book at hand'
ik heb een boek gekocht 2	I have bought a book
ik heb gefietst 2	I have ridden my bike
ik heb gegeten	I have eaten
ik heb geschreven 2	I have written
ik heb gezocht 2	I have sought, looked for
ik had gehoopt ...	I had hoped ...

ik heb een fiets jij hebt een fiets hij heeft een fiets wij hebben een fiets jullie hebben een fiets zij hebben een tandem U heeft een fiets

(I have a bicycle) (you have a bicycle) (he has a bicycle) (we have a bicycle) (you have a bicycle) (they have a tandem bicycle) (you have a bicycle)

heb ik een fiets? heb jij een fiets? heeft hij een fiets? hebben wij een fiets? hebben jullie een fiets? hebben zij een fiets? heeft U een fiets?

(do I have a bicycle?) (do you have a bicycle?) (does he have a bicycle?) (do we have a bicycle?) (do you have a bicycle?) (do they have a bicycle?) (do you have a bicycle?)

Geluk hebben is literally 'to have luck' - but it's better translated as 'to be lucky.'

ik heb geluk		I am lucky
jij hebt geluk		you are lucky
hij heeft geluk		he is lucky
wij hebben geluk		we are lucky
jullie hebben geluk		y'all are lucky
zij hebben geluk		they are lucky

je hebt geluk gehad 2 3 you've been lucky

heb ik geluk?		am I lucky?
heb jij geluk?		are you lucky?
heeft hij geluk?		is he lucky?
hebben wij geluk?		are we lucky?
hebben jullie geluk?		are y'all lucky?
hebben zij geluk?		are they lucky?

U heeft geluk		you are lucky	(polite)
heeft U geluk?		are you lucky?

als je geluk hebt ... 2 3 if you're lucky ...

(Het) 'geluk' 2 can mean 'luck' (fate favoring you) but it can also mean 'happiness, bliss' - though both the word and the sentiment are bit old-fashioned. Dutchmen also tend to use the English word 'happy' instead of Dutch gelukkig 2 3

"Vrijheid blijheid" 2 'freedom (brings along) happiness' "Vroeger was geluk heel gewoon" 2 'In the past, happiness was quite common'

The opposite of (het) 'geluk' is (de) 'pech' 2

je hebt pech 2 you're having bad luck hij heeft te veel pech 2 he has too much bad luck, he's accident-prone

A crash, an 'accident' is (het) ongeluk 2 - though you should rather use the word (de) botsing 2 ('collision.')

jij hebt een hond	you have a dog
ze hebben drie kinderen	they have three children
heb je een auto?	do you have a car?
heeft Jan een auto? 2 3	does John have a car?
hij heeft geen auto	he doesn't have a car
heb je genoeg water? 2	do you have enough water?
ik heb koorts	I have a fever
je hebt koorts	You have a fever' (informal 'you')
heb je koorts?	Do you have a fever? (informal 'you')
heeft U koorts? 2	Do you have a fever? (polite 'you')
ik heb pijn 2	[I have a pain] I am in pain
heb je hoofdpijn? 2	do you have a headache? >>
ik heb hoofdpijn 2	I have a headache
ik heb geen hoofdpijn	I [have no] don't have a headache
heb je honger?	['do you have hunger?'] are you hungry?
ik heb honger	['I have hunger'] I am hungry
ik heb dorst	['I have thirst'] I am thirsty

ik had een kater 2 3 I had a hangover (de) kater 2 can also mean: 'male cat, tomcat'

ik had een wapenbroeder I had a brother-in-arms

ik had geen werk I did not have [work] a job

we hebben een goed jaar gehad we [have] had a good year

jullie hebben je in hem vergist 2 You were mistaken about him

ze hebben jullie onwaarheden verteld 2 they've told you guys [untruths] lies

ze hebben weinig gereedschap they have few tools

ze hebben weinig muziek they have little music

ze hebben weinig gemeen they have little in common

Je mag 't hebben 2 3 4 You can have it

ik heb er genoeg van 2 [I've had enough (of it)] - I'm sick and tired of it

dat hebben we een tijd niet gehad 2 we haven't had that for a while (usually it means a food not eaten in a long time)

'Aan hebben'  refers to clothes a person 'has on'
Ik heb geen schoenen aan 2 3 4 I don't have shoes on Ze heeft niks aan 2 She has nothing on, she's not dressed Op sommige stranden heeft niemand wat aan 2 3 4 On some beaches, nobody is wearing anything

The phrase 'iets hebben aan' 2 3 is used when something is 'of use,' useful:
Ik heb er niks aan 2 3 4 5 It's not useful to me, it's of no use to me Daar heeft niemand wat aan 2 3 4 [That's of use to nobody] - That's of no use to anyone Maar als ik heel snel praat, daar heeft niemand wat aan slow But if I speak very quickly, that's not of use to anybody Wat heb je eraan? 2 3 [What is its use to you?] - Is it useful to you? Wat heb je d'r aan? 2 [What is its use to you?] - Is it useful to you? (a D is inserted because the pause in 'je-er' takes more energy)
Heb je er wat aan? 2 3 4 5 Is it of (any) use to you, is it useful to you? Heb je d'r wat aan? 2 Is it of use to you? Is it useful?

iets hebben met ... 2 3 'to have something with ...' - a special relation with, a special talent for/with, a great liking of Hij heeft iets met katten 2 3 He likes cats very much, he has a special talent dealing with cats ('he is cat whisperer')

't hebben over 2 3 talking about (something, someone) Hij weet waar-(d)ie het over heeft 2 He knows what he's talking about
(a D may be inserted for ease of pronunciation) Hij weet niet waar-die het over heeft 2 3 He doesn't know what he's talking about - he knows very little about the subject or he is completely wrong about it Ze heeft het vaak over jou 2 3 4 She often talks about you Hij heeft 't er vaak over 2 3 He often talks about it Ik had 't er laatst nog over met Jan 2 I was talking with John about it the other day

'Te maken hebben met' 2 3 means 'having to do with,' 'being a factor in,'  'being involved' - 'being connected'

't Heeft met de temperatuur te maken 2 It has to do with the temperature

But when the item or factor involved is not mentioned but 'placeholders' are used instead, met changes to mee - Dutch 'placeholders' with prepositions are er 'it'
daar 'that'
waar 'what'

De vochtigheid heeft er ook mee te maken 2 The humidity is also involved in it Misschien heeft 't daar ook mee te maken 2 3 Maybe it has to do with that too, maybe it's connected, related to that (is there a connection?) Ik wil er niks mee te maken hebben 2 3 I don't want to have anything to do with it, I don't want to get involved with it

(de) hekel dislike
een hekel hebben aan 2 to dislike strongly, detest, loathe Ik heb een hekel aan roddelen I have a great dislike of gossip, I really dislike gossip Als ik ergens een hekel aan heb is het aan leugens 2 3 If there is [something] one thing that I hate it is lies Als ik ergens een hekel aan heb is het aan mensen die liegen 2 If there is [something] one thing that I hate it is people that tell lies

gelijk hebben 2 to be right, correct Je hebt gelijk You are right (informal, singular 'you') Je hebt gelijk gekregen It turns out you were right Je hebt helemaal gelijk 2 You're absolutely right U heeft helemaal gelijk You're absolutely right (polite 'you') Daar heb je gelijk mee 2 3 You're right about that Hij heeft ergens wel gelijk 2 3 4 He is partly right, he's correct in some aspects Ik blijf erbij dat hij gelijk heeft 2 3 4 [I remain of the opinion] - I am still convinced that he is right Je hebt niet altijd gelijk 2 3 You're not always right More about Gelijk

(het) hebbeding a must-have (item)
(de) hebzucht 'greed,' obsession with acquiring and owning stuff

the perfect tense - << Zijn - 'to be'

Smartphone Verbs Home

More Good Dutch Smartphone Pages

email - Copyright © Marco Schuffelen 2015.
All rights reserved. This material may not
be published, broadcast, rewritten,
redistributed, or hotlinked to.
Gij zult niet stelen 'Thou shalt not steal'