Search my site:

Everyday Dutch Vocabulary 13 - Home - 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 - Version 2: 1 2 3 4 5 - Hear 2000 words (list)

dertien
het ongeluksgetal
vrijdag de dertiende
bijgeloof
hear
(13)
(the unlucky number)
(Friday the 13th)
(superstition)
(not basic words)
tovenaar
tovenarij
heks
noodlot
hear - 2
(wizard)
(magic)
(witch)
(fate)
(not basic words)
wichelroede
waarzegster
helderziende
hear
(divining rod)
(fortune-teller)
(psychic, clairvoyant)
(not basic words)
voorspelling
voorgevoel
voorteken
hear
(prediction, prophesy)
(premonition)
([pre-sign] omen)
(not basic words)

The House Prepositions (Slight Return)

[the words pictured]
she walked towards the house
he went into the house
he went inside the house
he walked out of the house
ze liep naar het huis toe - hear
hij ging het huis in - hear
hij ging het huis binnen - hear
hij liep het huis uit - hear
to the house
towards the house
from the house
away from the house
into the house
into the house
out of the house
through the house
naar het huis - hear
naar het huis toe - hear
van het huis - hear - 2
van het huis weg - hear
het huis in - hear
het huis binnen - hear
het huis uit - hear
door het huis - hear
[the words pictured]
[the words pictured]

[the words pictured]

among the houses
between the houses
trees about the house
trees around the house
tussen de huizen - hear
tussen de huizen - hear
bomen om het huis - hear
bomen rond het huis - hear
over the house
on (top of) the house
in the house
inside
under the house
outside the house
outside
boven het huis - hear
op het huis - hear
in het huis - hear
binnen - hear
onder het huis - hear
buiten het huis - hear
buiten - hear - 2
[the words pictured]
in front of the house
next to the house
behind the house
against the house
voor het huis - hear
naast het huis - hear
achter het huis - hear
tegen het huis - hear - 2
[the words pictured]
'Huis' can also mean '(towards) home:'
I'm going home - ik ga naar huis - hear
'(At) home' is 'thuis:'
I'm at home - ik ben thuis - hear
he is at home - hij is thuis - hear
home at last - eindelijk thuis - hear
[a house]
the house
- 2 - 3

Previous Everyday Dutch Home 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 Words and Phrases for Travelers Next
Version 2: Nouns - Adjectives, Adverbs and Verbs - Prepositions (etc.): pictorial / list - Supplement

email - Copyright © 1999-2007 Marco Schuffelen - All rights reserved. This material may not be published, broadcast, rewritten, or redistributed.
Don't be a dief (thief) - dievegge (female thief) - diefstal (theft) - stelen (to steal) - heler (dealer in stolen goods) - hear Dutch - 2