Words, Vocabulary - Spelling and Pronunciation Shorts - Verbs - Word Order - Exercises - 2 - MX Lessons - Programs - Read and Listen to Dutch Find Dutch words: Dutch List - English to Dutch or:   my site

colors

meals

jewelry

necessities

animals

chess

>>

Speelkaarten en Dobbelstenen: Dutch Words for Playing Cards and Dice

kaarten, speelkaarten

dobbelstenen

een twee drie vier vijf 2 (1) (2) (3) (4) (6) zes zeven acht negen tien 2 (6) (7) (8) (9) (10) elf twaalf (11) (12) all numbers

1 één

2 twee

3 drie

4 vier

5 vijf

6 zes

7 zeven

8 acht

9 negen

10 tien

11 elf

12 twaalf

schoppen

harten 2

schoppen harten ruiten klaver 2

(spades) (hearts) (diamonds) - also: 'window-panes' (clubs) - literally: 'clover'

ruiten

klaver

kleuren troef troeven

(suits) - literally: 'colors' (trump) (trump cards)

azen

heren

aas heer vrouw boer

(ace) (king) - literally: 'lord, gentleman' (queen) - literally: 'woman' (jack) - literally: 'peasant, farmer'

vrouwen

boeren

slag robber bieden 2

(trick) (round) (bidding)

Two popular card games in Holland:

klaverjassen harten jagen

'Joker' 2 is the English word, but the 'J' is pronounced in the Dutch way (like English Y) - (de) mop 2 'joke' - also: (het) mopje The Dutch word for a person who likes to play funny tricks is (de) grappenmaker ('joker') - also: (de) grapjas 2. Dutch kaart 2 3 in general means both 'greeting card' and 'map.' kaarten 'to play cards'; also: plural of 'kaart' dobbelen 2 3 'to play dice' - dobbelsteen 2 'die' gokken 'to gamble, chance' pokeren 2 3 'to play poker' wedden 'to bet, make a bet' - "wedden?" 'wanna make a bet?'

English	Dutch infinitive	simple present singular	simple present plural	simple past singular	simple past plural	perfect tense
English example	to say	I say	we say	I said	we said	I have said
to play	spelen	ik speel	wij spelen	ik speelde	wij speelden	ik heb gespeeld	2 ‑>>
to gamble, chance	gokken	ik gok	wij gokken	ik gokte	wij gokten	ik heb gegokt	2
to play cards	kaarten	ik kaart	wij kaarten	ik kaartte	wij kaartten	ik heb gekaart
to play dice	dobbelen	ik dobbel	wij dobbelen	ik dobbelde	wij dobbelden	ik heb gedobbeld
to win	winnen	ik win	wij winnen	ik won	wij wonnen	ik heb gewonnen	2
to lose	verliezen	ik verlies	wij verliezen	ik verloor	wij verloren	ik heb verloren	2

The Verb Rules - Verb Examples - More Verb Examples

Wie is er aan de beurt?	('Whose turn is it?' 'Who's Next?')
Ben ik aan de beurt?	('Is it my turn?')	ik ben	('[I am] it's my turn')
Jij bent aan de beurt 't Is jouw beurt 2 3	('It's your turn')	jij bent 2	('[you are] it's your turn')
Is hij aan de beurt? 2 3	Is it his turn?	zij is	('[she is] it's her turn')

Wie schrijft, die blijft		He who writes, stays - i.e. the person who records the scores always stays in the game
kaarten delen		to deal cards
kaarten uitleggen		to lay down cards (like in solitaire)
kaarten op tafel leggen		to lay cards on the table - i.e. to open your cards
kaarten van dezelfde kleur		cards of the same suit
drie (3) kaarten van dezelfde kleur	2	3 cards of the same suit
vier (4) kaarten van verschillende kleuren	2	4 cards of different suits
kop of munt? kruis of munt?	2	heads or tails? (coin toss)

Dutch Sports - Chess - Conversation Subjects - Conversation Phrases - Fun Phrases

media

necessities

clothing

the house

bicycles

days of old

>>

email - Copyright © Marco Schuffelen 2008. All rights reserved. This material may not be published, broadcast, rewritten, or redistributed.
Don't be a dief (thief) / dievegge (female thief) - diefstal (theft) - stelen (to steal) - heler (dealer in stolen goods) - hear Dutch - 2