Words, Vocabulary - Spelling and Pronunciation Shorts - Verbs - Word Order - Exercises - 2 - MX Lessons - Programs - Read and Listen to Dutch Find Dutch words: Dutch List - English to Dutch or:   my site

Losse Woorden

Verdelen

verdelen		to divide // to distribute
ik verdeel		I divide // distribute
wij verdelen		we divide // distribute
ik verdeelde		I divided // distributed
wij verdeelden		we divided // distributed
ik heb verdeeld		I have divided // distributed
2

Verdeel en heers 2 3 Divide and rule, divide and conquer De meningen zijn verdeeld 2 3 Opinions [are divided] vary Geen onverdeeld genoegen 2 3 ['No unmitigated pleasure'] - something not entirely pleasing een rechtvaardige verdeling 2 a fair, just distribution herverdelen to re-distribute

verdeelstekkers 3-way adapters

The root verb delen 2 means 'to share' or 'to divide' (in calculations) which sometimes comes down to the same thing

delen		to share // to divide
ik deel		I divide/share
wij delen		we divide/share
ik deelde		I divided/shared
wij deelden		we divided/shared
ik heb gedeeld		I have divided/shared

eerlijk delen 2 to share [honestly] fairly, make a fair division Eerlijk zullen we alles delen 2 We'll share everything fairly

kaarten delen to deal cards, give out playing cards

uitdelen 2 3 4 to hand out, distribute
Er staat iemand bijbels uit te delen 2 There's a [person] guy handing out bibles

meedelen 2 to announce, inform
(de) mededeling 2 announcement
Wij delen U mede dat ... 2 3 We inform you that ... (bureacratic)

(het) oordeel 2 judgement // sentence in court of law het Laatste Oordeel 2 3
the Last Judgment 't Is niet aan ons om te oordelen 2 3 4 It's not for (up to) us to judge (het) vooroordeel 2 prejudice, preconceived notion
bevooroordeeld 2 prejudiced, biased
ter dood veroordeeld 2 condemned to death

(het) deel 2 part, portion, share, volume
(de) deel 2 'threshing floor' deels 2 3 partly, in part
gedeelte 2 part, section, segment
gedeeltelijk 2 3 (gedeeltelijke 2) partial, partly (het) onderdeel part, division, branch, unit
(het) bestanddeel 2 ingredient, element, component also:  (het) ingrediënt 't overgrote deel 2 the major part, the vast majority (de) deeltijd part-time (the English word is often used) lichaamsdelen body parts ‑>>
deelnemen 2 to take part, participate

(het) voordeel advantage
(het) nadeel disadvantage
een ernstig nadeel 2 a serious disadvantage Wat zou daar het voordeel van zijn? 2 3 4 What could be the advantage of that? Je voordeel doen met 2 3 Doing something advantageous, seize an opportunity to your advantage (het) belastingvoordeel tax benefit, fiscal advantage

(het) aandeel 2 contribution // stock (in company) plural:  aandelen 2 stock, stocks

(het) voltooid deelwoord past participle ‑>>
(het) deelaanduidend woord 2 3 'partitives,'   'partitive phrases' ‑>>

bedelen (beDElen ) to apportion, distribute bedelen (BEdelen) to beg, ask for things
(de) bedelaar 2 beggar'

Vermijden

vermijden to avoid

-

vermeed avoided

-

vermeden avoided

See also: voorkomen (voorKOmen) 2 'to prevent, keep from happening'

Principe

Dringen

dringen to press etc.

-

drong pressed etc.

-

gedrongen pressed etc.

2

The root verb dringen is not much used anymore, but several derived words are still common:
dringend 2 urgent, pressing
't Is dringend 2 It's urgent, it can't wait Ze wil je dringend spreken 2 She wants to talk to you urgently Ze moet je dringend spreken 2 She urgently wants to talk to you

(de) aandrang 2 3 urge
aandringen op 2 3 to urge, press for, insist on ergens op aandringen 2 to urge, press for something Ze drongen aan op spoed 2 3 they urged hurry, to be quick

iets opdringen 2 to thrust, press, urge something (on someone) verdringen 2 1. to push away, push aside
2. to supplant, supersede, repress voordringen 2 3 to push forward, not awaiting your turn, 'jumping the queue'

dwingen
The somewhat lookalike dwingen 2 3 means 'to force, compel, make someone do something, often with violence or a threat
It's also a strong verb, and in the same pattern as dringen  above:
dwingen - dwong - gedwongen 2

(de) dwingeland bossy child
In the later stages of the Dutch Revolt (1568-1648) ‑>> prince Frederik Hendrik liberated several cities from Spanish occupation, which earned him the nickname 'de Stedendwinger' 2 'subjugator of cities'

(de) dwang compulsion, coercion, being forced to do something (de) zetdwang 2 3 'forced move' - chess
(de) dwangbuis 2 'straitjacket' - to restrain violent or metally disturbed people

Bepalen = to Determine

(het) lidwoord 2 article ->>
bepaald lidwoord 'definite article' ('the' - de, het, 't)
onbepaald lidwoord 'indefinite article' ('a' - een, 'n)

(de) onbepaalde wijs (verb) infinitive

onder bepaalde omstandigheden 2 3 under certain (a defined set of) circumstances

Twijfel = Doubt

Ik begin te twijfelen 2 3 I'm starting to doubt Ik begin aan alles te twijfelen 2 3 I'm starting to have doubts about everything Ik ben gaan twijfelen I've begun to have doubts Dat betwijfel ik 2 I doubt that, I have my doubts about that

(de) Maat = Size // Measure // Comrade -- Meten = to Measure

maatbekers maatlepeltjes

maatglazen See also: Tools

rolmaten

duimstokken

(de) schuifmaat

linialen

centimeter

(de) weegschaal

(de) weegschaal

weegschaal

weegschaal

(de) driekwartsmaat three-four (3/4) time - more Music

'Meten'   'to measure' is a strong verb:

meten to measure

-

mat measured

-

gemeten measured

meten to measure

-

ik meet I measure

-

wij meten we measure

-

ik mat I measured

-

wij maten we measured

-

ik heb gemeten I have measured

(de) meting 2 3 1. measurement 2. taking a measurement
(de) meter meter (~3 feet, ~39¼ inches)
Recommended: Units, Dimensions and the Metric System

(de) thermometer

thermometers 2

curvimeter curvometer

(de) barometer 2

(mate 2)
met mate in moderation
mate van level of, degree

(de) maatregel measure (action taken) - more below
(de) maatschappij corporation // society, community

het) vergelijkingsmateriaal 2 3 material for comparison, reference material ‑>>

't Irriteert me mateloos 2 It annoys me beyond measure - I'm very annoyed by it met twee maten meten 2 'Using two measuring systems (yardsticks)' - applying double standards, a biased approach Alles met mate Everything in moderation drinken met mate drink (alcohol) [with] in moderation Jan Rap en z'n maat ['John "Wastewood" and his comrade'] 'Bad people, punks'

more 'meten'

Grootte = Size - afmetingen = Dimensions

'grootte' sounds the same as  'grote' 2 (large)  - groot-te, gro-te ‑>>

groot 2 3 4 5 large; big; tall; great ‑>>

klein 2 3 4 5 small, little ‑>>

(de) lengte 2 length lang long, tall ‑>> kort short ‑>>

breedte width breed wide ↓↓ wijd wide ↓↓ smal narrow ↓↓   nauw 2 3 narrow ↓↓

(de) hoogte 2 height hoog 2 3 high ↓↓ laag 2 3 4 low ↓↓

(de) diepte 2 depth		(de) dikte 2 thickness		(de) afstand distance
diep 2 deep ↓↓		dik fat, thick ↓↓		ver 2 3 far / ver weg 2 3 far away ‑>>
ondiep 2		dun thin, slender ↓↓ mager thin, skinny ↓↓		dichtbij close by ‑>>

The Dutch word (de) dimensie 2 3 does not mean 'size' or 'measurements' like the English plural 'dimensions.' It's a mostly scientific term, for instance about defining locations in space: length, breadth and heigth. The fourth dimension de vierde dimensie 2 3 has to with time (if I understand it correctly.)

Hoog = High

(de) hoogte 2 height

hoge kosten 2 3 high cost[s] (de) hoge snelheid 2 3 4 high speed met hoge snelheid 2 at high speed (de) hoge vlucht 2 boom, expansion (great success, rapid growth) Ik heb hoge koorts I have a high fever geen hoge verwachtingen 2 3 no [high] great expectations een hoge katterug a cat's [high] arched back hoge schoenen 2 3 ['high shoes'] (laced) boots, ankle boots Hoge bomen vangen veel wind ['Tall trees catch much wind'] - The high, mighty and famous catch much flak, get a lot of criticism Veel vraag en weinig aanbod betekent hoge prijzen 2 [Much] High demand and [little] low supply means high prices

(het) hogedrukgebied 2 3 high-pressure area
(de) hogeschool 2 ~college // one-field university (engineering or agriculture) (de) landbouwhogeschool 2 3 4 agriculture college and university

hoogstens 2 at most
't Is hoogstens een uur werk 2 It's at most an hour of work\
minstens 2 at least ‑>>
(het) hoogtepunt 2 3 high point, 'zenith'
(de) hoogtevrees 2 fear of heights
hooghartig 2 arrogant, 'haughty'
uit de hoogte 2 3 4 5 'from a height' - arrogantly, feeling superior, 'haughty' ‑>> 'Hoogachtend, ...' 2 'Yours Truly, ...' - traditional ending of formal letter (de) hoogleraar 2 formal job title of a professor
"professor" (de) hoogspanning 2 high [tension] voltage ‑>>
(de) hoogspanningsmast power pylon
huizenhoog 2 3 4 [high as houses] - very high, usually figuratively

omhoog 2 3 up, upwards We klommen omhoog We climbed up ‑>>

hoogste tijd high time, very urgent 't Is hoog tijd 2 It's high time (action is urgent) hoogst zelden 2 [highest seldom] very rarely, almost never hoogstwaarschijnlijk 2 most likely ‑>>

hoogtijdagen 2 ['Days of high tide'] - heyday, the high point, prime, 'when they were at their best'
((de) vloed 'flow, high tide'

Laag = Low

op een laag pitje [on a low burner] on the back burner - something given low priority, not pursued vigorously We waren vergeten de verwarming laag te zetten 2 We had forgotten to turn the heater [low] down (de) lage prijs 2 3 4 low price Een lage olieprijs betekent minder elektrische auto's 2 A low oil price means fewer electric cars lage snelheden 2 3 low speeds

(de) lagere school 2 [lower] elementary school Hij zit op de lagere school 2 3 He's in elementary school

omlaag 2 down, downwards We gleden omlaag 2 We slid down ‑>>

(de) laag 2 3 4 layer
plural:  lagen 2 layers
(het) laagje 2 thin layer

de laag erboven 2 the layer above vier lagen verf 4 layers of paint een dun laagje sneeuw 2 3 a thin layer of snow (de) hinderlaag 2 ambush
lagen leggen to prepare (figurative) ambushes listen en lagen 2 3 tricks and traps, ambushes (de) nederlaag defeat

wij lagen we were lying down Ze lagen te slapen They were sleeping

Diep = Deep

(de) diepte 2 'depth'

diepgang 2 'depth' 1. literally: draught (how deep is a ship in the water?)
2. figuratively: profundity, ~seriousness diepgaand 2 3 in-depth, profound, thorough diepzinnig 2 [deep-thinking] - profound diepvries 2 3 freezer (het) dieptepunt 2 low point, lowest point, 'nadir,' 'rock bottom'

diep ademhalen breathe deep
Haal diep adem 2 Take a deep breath -or- take deep breaths Doe het brood in de diepvries 2 3 Put the bread in the freezer Uit 't diepst van m'n hart 2 'From the [deepest] bottom of my heart'

(de) verdieping 'floor,' storey
plural: verdiepingen 2 'floors' ‑>>
(1e) eerste verdieping (2nd) second floor (2e) tweede verdieping 2 (3rd) third floor (de) begane grond (1st) first (ground) floor de verdieping eronder 2 the floor [under it] below

Breed, wijd = Wide

(de) breedte width

de Brede Weg 2 Broadway - in Dutch New York
(de) Breedstraat a street name
De rivier was te breed om over te zwemmen 2 3 The river was too wide to swim across hemelsbreed 2 1. distance measured as a straight line, 'as a bird flies,' not measured as roads distance
2. very large, enormous

wijd (wijde 2 - wijd / wijde 2) - 'wide' is less common
evenwijdig / evenwijdige 2 [equal-width] - parallel
(de) reikwijdte 2 'reach,' extent
(de) Wijde Wormer a 1626 polder
Wereldwijde week van de veiligheid 2 'Global safety week' - a company slogan I thought up wijd en zijd 2 far and wide

Smal, nauw = Narrow

'Holland at its most narrow'
- in Dutch,  'Holland' 2 means only a part of the country of The Netherlands - more. Before the great land reclamations, there used to be a narrow strip of land North-West of Amsterdam connecting two parts of the county of Holland. Later, the expression came to mean 'Dutchmen in their most narrow-minded attitude.'

klein 2 3 4 5 ‑>>

nauw 2 3 (nauwe 2) narrow
nauwe pijpen 2 3 narrow pant legs, 'skinny pants' 't Komt niet zo nauw 2 'There is no need for much precision or strictness, there is a lot of leeway, a wide margin' (de) speling 2 margin, 'give'
Het Nauw van Calais 2 The Narrows of Calais, The Straits of Dover benauwd 2 (benauwde - benauwd / benauwde ) difficulty breathing // afraid, anxious // stuffy (room) nauwelijks 2 barely, almost no, narrowly ‑>>
nauwkeurig careful, precise

strak 2 tight-fitting (clothes)

Dik = Fat, thick - Dun, Mager = Thin, Skinny, Slender

(de) dikte 2 - [thickness] depth, girth (fatness)

'door dik en dun' 'through thick and thin'
De dikke en de dunne 2 'the fat one and the skinny one' - Laurel & Hardy "dikke kans!" 2 a good chance // "fat chance!" (ironic, meaning: zero chance!) (de) dikdoener [(fat) big-doer, person pretending to be important] - big-mouth 't Is dik aan 2 (slang) [It's on thick] - They're deeply in love, they're very much attracted to each other koffiedik kijken 2 3 [looking at coffee dregs, wet coffee grounds] - 'reading tea leaves' - to foretell, predicting the future Is het ijs dik genoeg? 2 3 4 Is the ice thick enough? ‑>>

dun (dunne 2 - dun / dunne 2) - thin, skinny
'door dik en dun' 'through thick and thin'
De dikke en de dunne 2 the fat one and the skinny one' - Laurel & Hardy verdunnen 2 3 to dilute

mager (magere 2 - mager / magere 2) skinny, 'thin' - think of: 'meager' M'n zoon is net zo mager als ik My son is just as skinny as I broodmager very skinny (only eating bread?)
magere melk 2 ['skinny'] nonfat, skim milk
een mager zonnetje 2 a pale, powerless sun
Magere Hein 'Skinny Henry' - the Grim Reaper

Lust = desire // lust, passion // delight, interest, joy

(de) eetlust 2 'appetite'
't Bederft m'n eetlust 2 It [ruins] spoils my appetite

lusteloos 2 3 'listless,' - "not interested in anything, doesn't feel like doing anything"

lusten en lasten pleasures and duties z'n lust en z'n leven [his joy and his life] - the joy of his life, the most important things for him

" Da' lus' ik nie' "
'Dat lust ik niet' 'I don't like that, I don't want to eat it' (not a polite thing to say) Hij lust geen spruitjes 2 He doesn't like Brussels sprouts

Hij lust er wel pap van 2 3 ['~he would really like it as porridge'- -> he would like it for dessert too, he likes it as much as the dessert] - A food or pleasant activity he can't get enough of
Margreet Hirs told me the meaning of the saying and gave an explanation

Wat de boer niet kent dat lust-ie niet 2 3 4 ['What the peasant doesn't know he doesn't like'] - 'The peasant doesn't like the unfamiliar' - commenting on a reluctance to even taste unfamiliar food

onlusten 2 riots, disturbances

Exemplaar  and Kopie

(het) exemplaar 2 3 4

Zeuren = to Nag, Complain too much

(de) regel  - rule, regulation, prinicple

een uitzondering op de regel 2 3 4 an exception to the rule 'De uitzondering die de regel bevestigt' 2 'The exception that confirms, proves the rule' - nonsense remark: if there is one counter-example ((het) tegenvoorbeeld 2 the rule is invalid
volgens de regels 2 according to the rules Leer de regels Learn the rules Leer me de regels Teach me the rules Ik ken de regels ... 2 I know the rules ... or:  Ik weet wat de regels zijn ... 2 3 I know what the rules are ... ... maar ik heb er moeite mee ... 2 3 4 ... but I have difficulty ... ... ze toe te passen 2 3 ... applying them -or- ... ze in de praktijk te brengen 2 ... putting them into practice, applying them

'n zootje ongeregeld 2 3 a bunch of bad people // a batch of mixed junk

(de) maatregel measure, action (taken)
voorzorgsmaatregelen preventive, precautionary measures
vergaande maatregelen 2 [far-reaching] extensive, drastic measures harde maatregelen 2 tough measures
Het verzet tegen de maatregelen 2 3 The resistance against the measures, rules

Tussen de regels door lezen 2 3 'Reading between the lines' - to notice not just what's written but also what's implied and/or left out

Volgen = to follow - and related words

I am attacking - follow me.
Ascribed to Rear Admiral Karel Doorman at the Battle of the Java Sea, 1942, his last message - but it may have been just a flag signal

achtervolgen		to pursue, follow
ik achtervolg		I'm pursuing
ik achtervolgde		I pursued
ik heb achtervolgd		I have pursued

volgend 2 / volgend/volgende 2 next vorig / vorig/vorige 2 previous, last volgend jaar 2 next year
vorig jaar last year
volgende week maandag 2 next week Monday vorige week dinsdag 2 Tuesday last week more volgend next and vorig previous,last

volgens according to
Volgens mij ... 2 3 [According to me ...] - I think ... volgens de regels 2 according to the rules Volgens Goropius spraken Adam en Eva Nederlands 2 According to Goropius, Adam and Eve spoke Dutch Volgens het weerbericht gaat het morgen regenen. According to the weather forecast it is going to rain tomorrow. Volgens 't weerbericht wordt 't vandaag zevenentwintig graden. 2 3 According to the weather forecast it's going to be 27 degrees today.

(het) gevolg result, outcome, effect
oorzaak en gevolg 2 3 cause and effect (de) oorzaak cause Hier ziet men de gevolgen 2 3 4 Here [one sees] you see the results, the consequences more cause oorzaak  and effect gevolg

(de) volgorde 2 3 sequence, order
(de) woordvolgorde 2 3 4 word order, sentence structure
in die volgorde 2 3 in that order, sequence

Vol / leeg  Full / Empty

overvol 2 3 4 5 overfull, too full
tjokvol 'chock-full:' filled to overflowing, very full (room)

't Is volle maan 2 It's a full moon, the moon is full Was 't vliegtuig vol? 2 'Was the plane full?' Ik voel me zo vol 2 I feel so full (eaten too much)

(de) vaart 2 speed // momentum, built-up speed in volle vaart at full speed, 'at full throttle,' ~high speed

(de) leegte 2 3 4 5 6 emptiness, empty spot (also figuratively) de lege zee the empty sea (no ships) met lege handen 2 3 4 'with hands empty,' not bringing anything or without results

A famous early land reclamation engineer took the name Leeghwater  ('empty-water'): Jan Adriaansz Leeghwater 2 ‑>>

leegmaken 2 to empty
leeghalen 2 3 to empty
de afwasmachine leeghalen 2 to unpack the dishwasher Kun je de afwasmachine leeghalen? 2 3 4 Could you unpack the dishwasher, please unpack the dishwasher

smaakvol tasteful, in good taste

zinvol 2 3 ['full of sense, making sense'] - sensible, useful, ~meaningful, ~advisable alleszins zinvol advies 2 3 very sensible advice

volmaakt 2 ['fully built'] - perfect Niemand is volmaakt Nobody is perfect (de) onvolkomenheid 2 3 — plural: onvolkomenheden 2 3 imperfection; incompleteness

hoopvol 2 3 hopeful, optimistic
Ik blijf hoopvol 2 3 I remain hopeful

volhouden 2 to persevere, carry on, insist Houd vol! 2 3 4 Carry on! Keep going! (Don't give up!)

voltooien 2 3 4 to finish, comlplete (something big) (de) voltooiïng 2 completion, finish, perfection onvoltooid 2 3 4 5 unfinished - German: 'unvollendet'

(De) Onvoltooid Tegenwoordige Tijd 2 [Unfinished Present time] - The Simple Present Tense
ik heb  I have
ik ben 2  I am (De) Onvoltooid Verleden Tijd 2 The Simple Past Tense
ik had 2  I had
ik was  I was (De) Voltooide Tijd 2 3 The Perfect Tense (De) Voltooid Tegenwoordige Tijd 2 The Perfect Present Tense
ik heb gehad  I have had
ik ben geweest  I have been (De) Voltooid Verleden Tijd 2 The Perfect Past Tense
ik had gehad 2  I had had
ik was geweest 2  I had been All about the Verb Tenses

[(het)] voldoende 2 3 sufficient // passing grade
[(het)] onvoldoende 2 3 insufficient // failing grade

vol (volle 2) is sometimes better translated as 'whole'
volkoren 2 wholewheat, whole grain
(het) volkorenmeel wholewheat flour
(het) volkorenbrood wholewheat bread
more flour and bread

(de) volle melk 2 'whole' milk (no fat removed) (de) halfvolle melk 2 ['half-full'] reduced-fat milk more milk

Compleet (complete )
and volledig 2 3 4 (volledige 2)
mean 'complete, full'
een compleet overzicht 2 3 a complete survey, overview, outline (de) volledige baan 2 3 full-time job ‑>> de volledige werken van Vondel the complete works of Vondel

My wife pointed out that 'volledig'  is actually a somewhat funny word, because ledig 2 3 is an old-fashioned word for 'empty'
ledigen 2 3 'to empty'

'Heel' 2 3 (hele / heel/hele 2) can mean 'all, complete' but usually in the sense of 'whole' ‑>>
over de hele wereld 2 all over the world We hebben de hele wereld afgezocht 2 3 4 We have searched the whole world over

op 'on top of, up' ‑>>
op zijn 2 3 4 5
combined with verbs like especially zijn ('to be') op  can also mean something like 'be finished, gone, there's nothing left'
opmaken 'to finish, use up' (something)
't Geld is op 2 3 The money is gone, there's no money left De benzine is op We're out of gas, the gasoline is finished ‑>> - more

vullen 2 to fill
(de) aanvulling supplement
opvullen 2 to fill up, fill, stuff
(het) potlood pencil
vulpotloden mechanical pencils
(de) vulpen fountain pen

Een kinderhand is gauw gevuld 2 3 (saying) ['A child's hand is quickly filled'] - children don't need much to be happy

(de) gevulde koek 2 3

vulpotloden

(de) vulpen

(De) hond = Dog

(de) hond (foto: Daniel Baskin)

(het) hondenhok

(de) wolf

(de) teckel 2

(de) hond (oude teckel)

(de) poedel 2

Praising a dog, a Dutchman may say "brave hond" 2 - literally something like 'well-behaved, obedient dog' - or simply say: "braaf" 2 (while patting the dog's head.)
de hond is braaf - de brave hond The dog is well-behaved - the good dog 'Bad dog!' would be "stoute hond" 2 - literally 'disobedient, ill-behaving dog.'
A dog that cannot be trusted and could bite without provocation is called vals (valse 2) (literally: 'false')

honden dogs
(het) hondje small, 'little' dog
een jonge hond 2 a young dog
(het) schoothondje 2 'lapdog'
(de) blindengeleidehond 2 [steering-the-blind dog] seeing-eye dog
(de) waakhond 2 guard dog
(de) zeehond ['sea-dog'] - seal
(Het) hondenbrood 2 3 4 [dogs' bread] - store-bought dry dog food
(de) straathond ['street dog'] - ugly, mixed-breed dog, or: 'stray dog'
(de) Duitse herder 2 German shepherd

(de) bonte hond (a) notorious person
hondsbrutaal insolent, rude 'like a dog' (? are dogs insolent?)
Wat een hondeweer! Such miserable [dog's] weather!

honden blaffen — waf-waf dogs bark — raf-raf
honden grommen — grrr dogs growl

(De) hondsdolheid [dogs' craziness] 'rabies'
een dolle hond 2 a rabid dog
dolle hond rabid dog
(de) rode hond 2 ['red dog'] German measles, rubella

Het meisje en haar hondje 2 The girl and her (small) dog Het jongetje en zijn hondje 2 The little boy and his (small) dog De hond en z'n vlooien 2 3 The dog and its fleas

Jij hebt een hond You have (own) a dog
Ik was de hond 2 1. I'm washing the dog
2. I was (impersonated) the dog (in a performance)

de hond - hij blaft 2 3 the dog - it/he is barking Een hond blafte. A dog barked. D'r zit een hond te blaffen 2 3 4 A dog is barking (and you're annoyed by it)

Heb je hun hond gezien? 2 Have you seen their dog?

Heeft Uw hond U gebeten? Did your dog bite you? Bent U gebeten door Uw hond? Were you bitten by your dog?

Vergeet niet de hond uit te laten 2 Don't forget to [let out] walk the dog We moeten de hond uitlaten 2 3 We have to walk the dog We hoeven de hond niet uit te laten 2 3 4 We don't have to walk the dog

Wacht U voor de(n) hond 2 3 'Watch out for the dog!' - somewhat jocular sign on garden gates

De hond in de pot vinden ['finding the dog in the cooking pot'] Dan vind je de hond in de pot 2 'Then you'll find the dog in the cooking pot'
- When you're very late for a meal, you may find the dog eating the leftovers - general meaning: coming late there may be nothing left for you or you may be left empty-handed De hond van de buren is doodgegaan 2 3 4 The neighbors' dog died (de) dode hond 2 3 dead dog

More pages like this:
'Disambiguation Remainders' - Losse Wooorden 2

email - Copyright © Marco Schuffelen 2021-2023. All rights reserved. This material may not be published, broadcast, rewritten, redistributed, or hotlinked to.
Gij zult niet stelen 'Thou shalt not steal'