Desktop Basic Dutch
Desktop Systematic List
Desktop Alphabetic List

Dutch Prepositions and Other Little Words - Systematic List - Smartphones Page

Master Lists of Dutch Words
with pronunciation, translation and links to explanation, samples of usage and/or related words: Dutch Listing - English Listing

The author's biographies on the front pages of Penguin books often had a phrase like 'He is married with two children.' This looks somewhat funny to a Dutchman: a pervert polygamist? (That cannot be) - because 'with' is usually translated into Dutch as 'met' - and Dutch says: getrouwd met for 'married to' - Hij is getrouwd met een Belgische ('he is married to a Belgian woman.') 'He is married with two children' translates (a bit longish) as: Hij is getrouwd en heeft twee kinderen - Prepositions can only rarely be translated straightforward, it's not often that preposition A in English can every time be translated as preposition B in Dutch.

English Alphabetic Listing
a - about - above - across - after - again - against - all - almost - although - among - and - any - as - as a - at - because - before - between - but - but for - by - completely, entirely - completely, entirely - down - enough - even - ever - every - except for - far - few - fewer - for - forward - from - here - how - if - in - into - less - little - much, many - near - nevertheless - no - not - now - not any - of, 's - of - off - on - one - only - or - other - out - over, above - Personal Pronouns - Query Words - quite - rather - so - some - still - such - such a - such as - than - that - the - then - there - these - those - though - through - this - till - to - together - under - up - very - well - with - without - what - when - where - while - who - why

This lists of 'Little Words' complements the Pictorial

• om ‑>>
  bomen om het huis trees about the house veel gedoe om niks much ado about nothing het gaat niet om het geld it is not about the money
het gaat wel om het geld but it is about the money
• rond ‑>>
  bomen rond het huis trees about the house rond vier uur at about four o'clock
• ongeveer
  ongeveer veertig euro about forty euro om ongeveer vier uur at about 4 o'clock
• aan ‑>>
  Niks aan te doen! 2 3 'nothing can be done about it, it can't be helped'
• over ‑>>
  het boek gaat over dolfijnen the book is about dolphins

• een brug over de gracht a bridge across the (city) canal

above see over  below

• na ‑>>
  na de oorlog after the war na acht uur / na achten after 8 o'clock

• tegen ‑>>
  tegen een boom against a tree ben je voor of tegen? are you for or against?

• tussen ‑>>
  tussen de bomen in het bos among the trees in the forest

• op ‑>>
  op dit punt at this point op het moment at the moment
• aan ‑>>
  we zaten aan het ontbijt we [sat] were at breakfast er is iemand aan de deur there is someone at the door
• om ‑>>
  we gaan om zes uur weg we'll leave at six o'clock
• in ‑>>
  in die tijd hadden we allemaal lang haar at that time all of us had long hair
• naar ‑>>
  hij schoot een pijl naar de boom he shot an arrow at the tree ze keken naar de wolken they were looking at the clouds

• voor ‑>>
  het begint voor acht uur it starts before eight o'clock voor de oorlog before the war

below see under below

• tussen ‑>>
  B is tussen A en C B is between A and C tussen 1940 en 1945 between 1940 and 1945

• door ‑>>
  het huis werd door een raket getroffen the house was hit by a rocket
• bij ‑>>
  hij zat bij het raam he was sitting by the window
• van ‑>>
  een schilderij van Van Gogh a painting by Van Gogh

• omlaag
  we gleden omlaag we (glided) slid down naar beneden ‑>>
  we gingen naar beneden met de lift we went down in the elevator

• van ‑>>
  ver van huis far from home van 1940 tot 1945 from 1940 to 1945
• uit ‑>>
  Ik kom uit Amerika I'm from the US ik kom uit Engeland I'm from England
• vanuit
  een aanval vanuit een land is een aanval door dat land an attack from a country is an attack by that country

• in ‑>>
  in het huis in the house in de problemen in trouble
• binnen ‑>>
  kom je binnen of wil je buiten blijven? are you coming in or would you rather stay outside?
• op ‑>>
  op tijd in time ‑>>

• in ‑>>
  hij ging 't huis in he went into the house binnen ‑>>
  hij ging 't huis binnen he went into the house

• van ‑>>
  voetjes van de vloer [feet off the floor] start dancing!
• van ... af ‑>>
  de bal rolde van de tafel af he ball rolled off the table

• op ‑>>
  het boek op de tafel the book on the table het voorstel op tafel he proposal on the table op het dak on the roof op tijd on time ‑>> een hagedis op de muur a lizard on the wall
• aan ‑>>
  een foto aan de muur a picture on the wall

• boven ‑>>
  boven 't huis over the house er was niemand boven hem there was nobody above him

though see although

• door ‑>>
  ze kwam binnen door het raam van de badkamer she came in through the bathroom window
• (up to and including) tot en met ‑>>
  maandag tot en met vrijdag Monday [up to and including] through Friday

• naar ‑>>
  hij gaat naar Rotterdam he's going to Rotterdam we gingen naar een concert we went to a concert
• tot ‑>>
  van negen tot zes from 9 to 6 tot de laatste man to the last man
• aan ‑>>
  hij gaf een cadeau aan Jo he gave a present to Jo gelijkwaardig aan equal in value to
• voor ‑>>
  wees aardig voor dieren be kind to animals aandacht voor details attention to details ze zijn een gevaar voor de wereldvrede they are a danger to world peace
• op ‑>>
  het antwoord op Uw vraag the answer to your question
• te ‑>>
  hij hoefde zich niet te bewijzen
  he didn't have to prove himself
• -- ‑>> - 2
  we moesten hard werken we had to work hard

• onder ‑>>
  onder de tafel under the table onder het huis under the house

• omhoog ‑>>
  we klommen omhoog we climbed up naar boven ‑>>
  we gingen met de roltrap naar boven we took the escalator up

• met ‑>>
  patat met mayonaise french fries with mayonaise koffie met melk en suiker coffee with cream and sugar
• bij ‑>>
  een koekje bij de thee a cookie with your tea

• zonder ‑>>
  patat zonder mayonaise french fries without mayonaise zonder verdoving without anaesthesia zonder veel gevaar without much danger

• omdat ‑>>
  omdat ik Nederlands ben as I am Dutch

• als ‑>>
  als voorbeeld as an example als Nederlander zou ik zeggen ... ja! as a Dutchman I'd say ... yes!

• voor ‑>>
  bloemen voor Elly flowers for Ella
• voor ‑>>
  ben je voor of tegen? are you for or against?
• om ... te ‑>>
  de beste plaats om Nederlands te leren the best place for learning Dutch
• -- ‑>>
  ze bleven een week in Delft ... they stayed for a week in Delft ...
• (because)  want ‑>>
  ... want er was zo veel te zien ... for there was so much to see

• van ‑>>
  de burgemeester van Amsterdam the Mayor of Amsterdam de mok van Piet Peet's mug de man van m'n moeder my mother's husband

• aan ‑>>
  waar denk je aan? what are you thinking of?

• dan ‑>>
  twee is groter dan één 2 > 1 (2 is bigger than 1) drie is kleiner dan 4 3 < 4 (3 is smaller than 4) Londen is ouder dan Berlijn London is older than Berlin

• tot ‑>>
  tot nu toe up till now laten we tot morgen wachten let's wait till tomorrow

• de ‑>>
  de man, de vrouw the man, the woman
• het = 't ‑>>
  het kindje, het huis
  't kindje, 't huis the little child, the house

• een, 'n ‑>>
  een dag als alle andere a day like all others, just another day een man, een vrouw, een kindje a man, a woman, a little child

• één ‑>>
  één keer per dag [one time] once daily

Adjectives often get an -E ending, only  'het'-words in the singular after  'een,' 'geen' or no article not 
enig / enige 'any' - elk / elke 'every' - ieder / iedere 'every' - ander / andere 'other' - zulk / zulke 'such' - more

• alle ‑>>
  alle mensen zijn gelijk all men are equal
• ('everything')  alles ‑>>
  alles was rustig all was quiet
• ('the whole')  de hele ‑>>
  de hele dag all day
• ('entirely')  geheel ‑>>
  geheel in 't zwart all in black
• ('everybody')  iedereen ‑>>
  iedereen is welkom all are welcome

• welke dan ook ‑>>
  neem welke dan ook take any
• wat ‑>>
  is er wat te eten? is there something to eat, any food?
• -- ‑>>
  heb je wol? do you have any wool?
• enig ‑>>
  is er enig verband? is there any connection? is er enig contact geweest? has there been any communication? heb je enig idee wat het is? do you have any idea what it is? was er enige vooruitgang? has there been any progress? is er enige verbetering? is there any improvement?

• helemaal niet
  hij was helemaal niet wijzer geworden he [has not gotten] is not any wiser
• helemaal geen
  ik heb helemaal geen interesse I haven't any interest, I'm not interested at all
  helemaal 2 completely, entirely, fully, all over ‑>>
• geen enkele ‑>>
  ik heb geen enkele interesse I don't have any interest, I'm not interested at all

• elk
  elk woord was waar every word was true ieder ‑>>
  iedere soldaat heeft een moeder every soldier has a mother de zon komt iedere dag op the sun comes up every day

• ('negative')  nee ‑>>
  "Heeft U bananen?" / "Nee." "Do you have bananas?" / "No."
• ('zero quantity') geen ‑>>
  er zijn geen bananen there are no bananas er zijn geen bergen in Nederland there are no mountains in Holland

• ander ‑>>
  aan de andere kant van de muur on the other side of the wall heeft U een ander tafeltje? would you have another table? is er niet een andere oplossing? is there not another solution?
• ('others')  anderen
  sommige mensen denken dat ze meer rechten hebben dan anderen some people think they have more rights than others

• sommige ‑>>
  sommige dieren zijn meer gelijk some animals are more equal
• wat ‑>>
  mag ik wat meel? can I have some flour? heb je wat brood? would you have some bread?

• zulk ‑>>
  zulke grote voeten! such big feet!

• zo een zo'n ‑>>
  zo'n mooie dag such a beautiful day hij is zo'n goede kok he is such a good cook

• zulke ... als ‑>>
  (zulke) dingen als sterke drank such things as liquor zulke dingen als vrijheid en gelijkheid such things as liberty and equality

When used as adjectives,  'dit' and  'deze' are 'this' and 'these' - but Dutch uses  'dit' for  het-words, and  deze for  de-words, and all plurals;  'dat' and 'die' are 'that' and 'those' - but Dutch uses  'dat' for  het-words, and  die for  de-words, and all plurals.  - see picture

• die
  die auto daar that car there
• dat ‑>>
  dat huis daar that house there dat is mijn huis that is my house dat is mijn auto that is my car is het waar dat ...? is it true that ...?

• deze
  deze auto hier this car here ‑>>
• dit
  dit huis hier this house here dit is mijn huis this is my house ‑>> dit is mijn auto this is my car

• die
  die woorden zijn gemakkelijk those words are easy
• dat ‑>>
  dat zijn mijn woorden those are my words

• deze ‑>>
  deze woorden zijn moeilijk these words are hard
• dit
  dit zijn mijn woorden these are my words ‑>>

Personal Pronouns
Basic English only has three personal pronouns:
I, he and you. I'll give a few more for Dutch:

ik I	je you	hij he	ze she	't it	we we	jullie you	ze they	U you

Dutchmen use a variety of personal pronouns. The extreme instance is second person singular 'you,' which can be can be 'jij,' 'je,' 'jou' - and the possessive 'your' is 'jouw' - but in almost all cases the simple 'je' is good enough, also as the possessive form.
Likewise, use 'ze' for both 'she' and 'they.'

simplified list (Supplement)
complete list (Lesson 7)
sample sentences

• en ‑>>
  dag en nacht day and night eten en drinken food and drink peper en zout pepper and salt

• omdat ‑>>
  hij was blij omdat het mooi weer was he was happy because the weather was fine omdat ik het zeg 2 3 4 because I say [it] so (an authoritarian statement)

• maar ‑>>
  raar maar waar strange but true alle mensen zijn gelijk, maar sommige zijn meer gelijk all men are equal but some are more equal ouder maar niet wijzer older but not wiser hij was eerlijk, maar beleefd he was honest but polite

• behalve ‑>>
  behalve hun hersens zijn mensen net dieren men are like animals but for their brains behalve z'n neus lijkt hij op z'n oma but for his nose he looks like his grandmother

• of ‑>>
  nu of nooit now or never wil je kaas of ham op je brood? would you like cheese or ham on your bread?

• hoewel ‑>>
  hoewel 't regende ging hij toch zonder jas naar buiten though it was raining he still went out without a coat hoewel de proef mislukte, hebben we toch veel geleerd although the experiment was a failure, we still learned a lot hoewel hij hard gewerkt had, zakte hij voor het examen although he had worked hard, he failed the test

• als ‑>> 2
  als ik jou was zou ik niet gaan if I were you I wouldn't go als je 't nu niet doet, wanneer dan wel? if not now, when? [if you don't do it now, when are you?] Als het regent wordt de wedstrijd afgelast if it rains, the game will be canceled

• terwijl ‑>>
  hij maakte het avondeten terwijl zij piano speelde he prepared dinnner while she played the piano

Query Words:

wie who

wat what

waar where

wanneer when

hoe how

waarom why

Keep in mind that in question mode, the verb comes before the subject ‑>>

• wie ‑>>
  wie ben ik? who am I? wie zal dat betalen? who'll pay for that?

• wat ‑>>
  wat is dat? what's that? wat zegt U? what [do] did you say? (polite) wat wil je drinken? what would you like to drink?
• waar ‑>>
  waar ben je mee bezig? what are you [busy with] working on?
• hoe ‑>> 2
  hoe laat is het? what's the time? ‑>> 2

• waar ‑>>
  waar is de uitgang? where is the exit? waar ben je geweest? where have you been? (what places have you visited?) waar blijft de tijd? 2 where does the time [remain] go?

• wanneer ‑>>
  wanneer ben je jarig? when is your birthday? wanneer kom je thuis? when will you come home?

• hoe ‑>>
  hoe doe je dat? how do you do that? hoe gaat 't? how are you? (informal) hoe is 't met je moeder? how is your Mother? hoe is 't mogelijk? [how is it possible?] how can it be?

• waarom ‑>>
  waarom zijn de bananen krom? why are bananas not straight? waarom ben je boos? why are you angry?

• weer ‑>>
  de zon kwam weer op the sun came up again de motor doet 't weer! the engine is running again!

• ooit ‑>>
  ben je ooit in Memphis geweest? have you ever been to Memphis? Als je ooit deze kant op komt ... if you ever come this way ...

• ver ‑>>
  ver van huis far from home het is niet ver naar ... it is not far to ... hij is ver weg he is far away

• vooruit ‑>>
  (de) vooruitgang progress
  door de tegenwind kwamen we maar met moeite vooruit because we had the wind against us, we only moved forward [with difficulty] slowly

• hier ‑>>
  hier en daar here and there hier is 't warm - daar is 't koud here it's warm - over there it's cold hier is de ingang the entrance is here

• (place)  dicht bij ‑>>
  hij woont dicht bij het museum he lives near, close by the museum we zijn dicht bij de grens we're near the border
• (time)  nabij ‑>>
  't einde is nabij the end is near de verre toekomst en de nabije toekomst the distant future and the near future

• nu / nou ‑>>
  waarom ben je nu hier? why are you here now? ben je nou blij? are you happy now? nou is 't wel genoeg geweest now that's [been] enough!

• uit ‑>>
  hij stapte uit de auto he stepped out of the car hij liep uit de vergadering he walked out of the meeting

• nog ‑>>
  het is nog vroeg it is still early is er nog genoeg tijd? is there still enough time?
• (nevertheless) toch ‑>>
  toch konden ze goed samenwerken still, they worked together well hoewel 't regende ging hij toch zonder jas naar buiten though it was raining he still went out without a coat

• (past)  toen ‑>>
  .. en toen werd het donker 2 3 4 .. and then it got dark .. en toen gingen we eten 2 .. and then we [ate] had a meal .. en toen dronken we koffie .. and then we had coffee
• (future)  dan ‑>>
  .. en dan wordt 't donker 2 3 .. and then it gets dark .. en dan gaan we eten 2 .. and then we'll [eat] have a meal .. en dan is er feest .. and then there'll be a party .. en dan wordt 't spannend .. and then it'll get exciting

• daar ‑>>
  daar is een brievenbus! (over) there is a mailbox! >>
• er ‑>>
  er is genoeg tijd there is enough time er was er eens ... once upon a time there was ... ‑>>

• samen ‑>>
  ze deden alles samen they did everything together

• goed ‑>>
  ze kenden hem goed they knew him well bietjes en spinazie passen goed bij elkaar red beets and spinach go together well

• bijna ‑>>
  we zijn er bijna we're almost there het is bijna klaar it's almost ready

• genoeg ‑>>
  het is goed genoeg it is good enough er is eten genoeg
  er is genoeg eten 2 there is enough food

• zelfs ‑>>
  zelfs in de schaduw was het warm even in the shade it was warm zelfs als hij geweten had dat het zou gaan regenen ... even if he had known that it was going to rain ...
• even ‑>>
  even en oneven getallen even and odd numbers

• weinig / niet veel ‑>>
  er zijn weinig walvissen over <there are few whales left er was weinig geld there was little money hij zei niet veel he didn't say much

• (small)  klein ‑>>
  het kleine broertje the little brother

• minder ‑>>
  Minder werk voor minder mensen 2 Less work for fewer people minder vloeken curse less, less cursing ‑>> minder computerspelletjes doen play fewer computer games, spend less time ...

• veel ‑>>
  er was veel geld there was much, a lot of money er werd veel gesproken over vrijheid much was said about freedom, there was a lot of talk about freedomer waren veel klachten there were many complaints veel mensen spreken Engels many people speak English te veel mensen met te veel geld 2 too many people with too much money

• niet ‑>>
  het is niet waar it is not true ik heb 't niet gedaan I did not do it

• enig ‑>>
  dit is de enige kans this is the only chance de enige uitweg is omhoog the only way out is up het enige boek dat dit goed beschrijft [the only book that describes this well] - the only book to describe this well
• alleen ‑>>
  hij dronk alleen water he only drank water
• maar ‑>>
  't duurde maar tien minuten it only lasted 10 minutes

• (rather)  nogal ‑>>
  het is nogal ver it is quite far
• (completely)  helemaal ‑>> U heeft helemaal gelijk you are quite right

• very  zo ‑>>
  dat is zo ouderwets! that is so old-fashioned!
• like this/that  zo ‑>>
  zeg dat het niet zo is say that it ain't so
• (I gather)  dus ‑>>
  dus je wilt Nederlands leren? so you want to learn Dutch?

• erg ‑>>
  ze zijn erg gevoelig they are very sensitive hij was erg moe he was very tired 't Was erg gezellig It was really pleasant, I/we enjoyed it very much ‑>>

Desktop Systematic List Alphabetic List

Basic Dutch: Nouns - Adjectives, Adverbs and Verbs - Prepositions (etc.): pictorial / list - Supplement

- Verbs and Their Prepositions

Master Lists of Dutch Words
with pronunciation, translation and links to explanation, samples of usage and/or related words: Dutch Listing - English Listing

<< previous vorige

More Good Dutch Smartphone Pages

email - Copyright © Marco Schuffelen 2020.
All rights reserved. This material may not
be published, broadcast, rewritten,
redistributed, or hotlinked to.
Gij zult niet stelen 'Thou shalt not steal'