gaan
to go (also 'informal future tense')
‑>>
- gaan
naar
to go to (travel destination)
Ik ga naar Parijs
2
I'm going to Paris
‑>>
- gaan
met
going by (means of transportation)
Ga je met de auto?
2
Are you going by car?
We gingen naar beneden met de lift
We took the elevator down
- gaan
over
2
to be about (subject of book, movie etc.)
Het boek gaat over dolfijnen
The book is about dolphins
‑>>
- gaan
om
to be about (what's important)
't Gaat om 't geld
2
It's about the money
‑>>
gelijk hebben
2
to be right, correct
‑>>
- gelijk hebben
met
/ mee
‑>>
to be right about
Daar heb je gelijk mee
2
3
You're right about that
‑>>
geloven
2
to believe
‑>>
- geloven
in
2
believing in, think true
Geloof jij erin?
2
Do you believe (in) it?
Do you think it's true?
genieten
2
3
to enjoy
‑>>
- genieten
van
2
genieten van
2
3
to enjoy
We hebben ervan genoten
2
3
We enjoyed it very much
getuigen
2
to give evidence, 'bear witness'
- getuigen
2
van
2
~to show, be evidence of, be a sign of
't Getuigt niet van goede smaak
2
3
It doesn't [witness] show good taste, it's a sign of bad taste
geven
2
3
to give
‑>>
Jan geeft Piet een boek
Jan gives Piet a book
‑>>
- geven
aan
giving to
Jan geeft een boek aan Piet
Jan gives a book to Piet
‑>>
- geven
om
to care about, ~find important, ~like
Hij geeft er niet om
2
3
He doesn't care about it, it's of no interest
to him
‑>>
gooien
to throw ->>
- gooien
naar
to throw at
- gooien
tegen
to throw against
halen
2
to get, collect, obtain, acquire
‑>>
- halen
uit
2
to get, collect, pull from
De schipper haalde een handvol graankorrels
uit een zak van z'n jasje
The skipper pulled a handful of wheat from a pocket of
his coat ‑>>
from a folktale
hebben
'to have' ‑>> - and also the auxiliary verb for
the
perfect tense of a majority of Dutch
verbs
- 't hebben over
2
3
talking about (something, someone)
Ze heeft het vaak over jou
2
3
4
She often talks about you
‑>>
- iets hebben aan
2
3
something is useful
Heb je er wat aan?
2
3
4
5
Is it of (any) use to you,
is it useful to you?
‑>>
- een hekel hebben aan
2
to dislike strongly, detest, loathe
Ik heb een hekel aan roddelen
I have a great dislike of gossip,
I really dislike gossip
‑>>
- iets hebben met ...
2
3
'to have something with ...'
- a special relation with, a special
talent for/with, a great liking of
Hij heeft iets met katten
2
3
He likes cats very much, he has a special
talent dealing with cats ('he is cat whisperer')
- te maken hebben met
2
3
'having to do with,' 'being a factor in,' 'being
involved' - 'being connected'
't Heeft met de temperatuur te maken
2
It has to do with the temperature
‑>>
zich hechten aan
2
to become emotionally attached to
‑>>
Ben je eraan gehecht?
2
[Have you become] Are you (emotionally)
attached to it?
helpen
2
to help, assist
‑>>
- helpen
met
/ mee
‑>>
helping with
Wie helpt er met de afwas?
2
3
4
Who'll help (me) with the dishes,
doing the dishes?
- helpen
aan
to help find/get, to get
Ik heb 'm aan een baan geholpen
2
3
4
I [helped him find] got him a job
zich herinneren
to remember
‑>>
- herinneren aan
2
3
(without the reflexive pronoun)
means 'to remind,' bring something to someone else's attention,
trying to make sure they don't forget
Ik herinnerde hem aan z'n belofte
2
I reminded him [of his promise]
that he'd made a promise ‑>>
herkennen
to recognize
‑>>
- herkennen
aan
to recognize by
Ik herkende hem aan z'n stem
2
I recognized him by his voice
- hopen
op
hoping for
We hopen op een wonder
2
We're hoping for a miracle
- horen
van
2
hearing of
Nooit van gehoord
2
3
Never heard of it (or him/her)
‑>>
- horen
van
2
hearing from
Heb je nog van Piet gehoord?
[Have you heard from Piet]
Have you been in touch with Piet?
‑>>
houden
2
3
4
~to hold, ~to keep
‑>>
- 2
- houden
van
2
houden van
to love, to like
Ik houd niet van vis
I don't like fish
‑>>
- 2
- jagen
op
hunting (for)
jagen op onderzeeërs
2
3
hunting (for) submarines
kijken
to look
‑>>
- kijken
naar
to look at
Ik keek naar de vogels
2
3
I was looking at the birds
‑>>
- klaar
zijn
met
/ mee
‑>>
to be done with, having finished a task
Ik ben er klaar mee
2
3
I'm done with it, I finished the task
- klaar
zijn
voor
2
to be ready for, well-prepared for
Ik ben er klaar voor
2
I'm ready for it, I'm (well-)
prepared (for it)
knoeien
2
to spill, make a mess // to swindle, cheat with money statements
‑>>
- knoeien
met
to spill // to cheat with
knoeien met melk
2
3
spilling milk
komen
to come
‑>>
- komen
uit
2
[to come from] to be from
Ze komt uit Engeland
2
She's from England
‑>>
- komen
voor
2
to come for (purpose of visit)
We komen voor de muziek
2
We (have) come for the music
‑>>
kopen
to buy
‑>>
- kopen
bij
to buy at (shop)
Ik heb 't bij de Hema gekocht
2
3
I've bought it at the Hema
‑>>
krijgen
'to get' - to receive, to be given
‑>>
- krijgen
van
2
'to get from/of' - be given
Ik heb 't van jou gekregen
2
3
I got it from you, it was
given to me by you, you gave it to me
Ik krijg er hoofdpijn van
2
It gives me a headache
‑>>
lachen
2
to laugh
‑>>
- lachen
om
laughing about
Ze lachten erom
2
3
They laughed about it, they didn't take it
seriously ‑>>
laten zien
2
['to let see'] - to show
‑>>
- laten zien
aan
to show to
Ik liet de brief aan Jan zien
2
3
I showed the letter to John
leiden
to lead
‑>>
- leiden
tot
leading to
't Leidde tot veel vertraging
2
3
It led to, caused much delay
‑>>
lenen
2
to lend // to borrow
- lenen
van
2
to borrow, lend from
Ik leende een fiets van de buren
2
3
I borrowed a bike from the neighbors
- lenen
aan
to lend to
Ik leende m'n fiets aan de buren
2
3
I lent my bike to the neighbors
leren
to learn // to teach
‑>>
- leren
van
2
learning from, being taught by
leren van fouten
2
3
learning from mistakes
Ik heb 't van jou geleerd
2
[I've learned it from you] -
You taught it to me
letten op
2
3
pay attention to, watch carefully
‑>>
Hij let nergens op
2
3
[He's not paying attention to anything]
~ he's extremely careless
See also: opletten
lijden
2
to suffer
‑>>
- lijden
aan
to suffer from (an illness or syndrome)
Ze lijden aan geheugenverlies
2
'They are suffering from memory loss' - usually
said when people ignore inconvenient history
- lijden
van
2
to suffer from (a situation or a condition)
De mens lijdt 't meest van 't lijden dat-ie vreest
'Man suffers most from the suffering he fears' -
a sentiment somewhat similar to President Roosevelt's 'The only
thing we have to fear is fear itself' - FDR
luisteren
to listen
‑>>
- luisteren
naar
listening to
naar de radio luisteren
2
listening to the radio
‑>>
- 2
te maken hebben met
'having to do with'
See under hebben
medelijden hebben met
2
to pity, have pity on
Heb medelijden met de dieren!
2
3
Have pity on the animals!
‑>>
nadenken
2
to think over, consider carefully
‑>>
- nadenken
over
2
thinking deep and hard about something
Daar heb ik niet over nagedacht
2
I have not thought that over
neerkijken op
2
to look down on, despise, to view with contempt,
disdain
Ze kijken op ons neer
They look down on us
‑>>
zich neerleggen bij
2
3
4
to be resigned to
omgaan
2
to circulate, "go 'round"
‑>>
- omgaan
met
/ mee
‑>>
omgaan met
2
to handle, deal with // to meet
socially, spend time together, associate with
Wie met pek omgaat wordt ermee besmet
2
3
4
(saying)
[He who handles, deals with pitch gets contaminated by it]
- He who touches pitch will be defiled - dealing with evil will
easily change you for the worse
Ze gaan veel met elkaar om
2
3
4
They're spending much time together,
they're seeing a lot of each other
ophouden
2
to stop, end, come to an end
‑>>
- ophouden
met
/ mee
‑>>
ophouden met
to stop, end, quit, cease
ophouden met werken
2
to stop working, to retire
oppassen
2
3
1. 'to pay attention, be careful,
proceed with caution'
2. 'to watch over'
‑>>
Ze mogen wel oppassen
2
They should watch out,
they'd better be careful
(de) oppas
babysitter, or person who looks after
older children
- oppassen
met
(mee
‑>>)
be careful with
Pas op met vuur!
2
3
Be careful with fire!
Daar moet je mee oppassen
2
3
4
You should be careful with that,
You'd better be careful with that
(iets) overlaten aan
leaving (something) to
Laat het aan de vakman over
Leave it to the professionals (Dutch uses the
singular 'professional')
Mensen aan hun lot overlaten
2
3
4
Leave people to their fate
(not helping them)
- passen
bij
2
'fit in with, fit together,' go together with, a combination
Bietjes en spinazie passen goed bij elkaar
Red beets and spinach go together well
‑>>
- passen
op
passen op
2
3
to watch over, look after,
take care of
iemand die op me past
2
Someone [who watches] to watch over me, someone
who looks after me
See also: oppassen
- above
van plan zijn
2
to plan, to intend, to have in mind
‑>>
- van plan zijn
om te
planning to, going to
We zijn van plan om morgen weg te gaan
We're planning to leave tomorrow
praten
to talk, chat
‑>>
- praten
met
talking with
Hij stond te praten met Piet
He was talking to Piet
- praten
over
2
talking about
Praten over koetjes en kalfjes
2
(saying)
[Talking about little cows and calves]
- chatting about nice but unimportant things
proberen
to try, to attempt
‑>>
- proberen
te
trying to
Probeer wakker te blijven
Try to stay awake
reageren
2
3
to react
- reageren
2
3
op
reageren op
2
3
to react to
rekenen
to calculate, do simple math
‑>>
- rekenen
op
rekenen op
2
3
4
to count on
Je kunt op hem rekenen
2
3
4
You can count on him, he's reliable
‑>>
rekening houden met
2
3
taking into account
rennen
2
to run (to rush, to hurry)
‑>>
- rennen
naar
running to
Ik rende van de ene winkel naar de andere
2
I rushed from [one store to the other]
store to store
rijden
2
to drive // to ride
‑>>
- rijden
naar
to drive / ride to
We reden naar de winkel
2
3
We drove/rode to the store
ruiken
to smell (notice or produce a smell)
‑>>
- ruiken
naar
to smell like, of
't Ruikt naar regen
2
It smells like rain
- ruiken
aan
to sniff at, to smell
Hij rook aan de fles
2
3
He sniffed at the bottle,
he smelled the bottle
schieten
2
to shoot
‑>>
- schieten
naar
shooting at (a single target)
Hij schoot een pijl naar de boom
He shot an arrow at the tree
- schieten
op
shooting at (general or multiple targets)
Schieten op kleiduiven
2
3
Shooting at clay pigeons
schrijven
2
3
to write
‑>>
- schrijven
aan
writing to
Ik schreef een brief aan m'n moeder
I wrote a letter to my mother
- schrijven
over
2
to write about
Ik heb niks om over te schrijven
2
3
I have nothing to write about, I don't have
anything to write about
schrikken
2
3
to be shocked, frightened, startled
‑>>
- schrikken
van
2
to be shocked, taken aback by
Ik schrok van de prijs
2
I was shocked, taken aback by the price
slagen
2
3
4
to succeed // to pass a test
‑>>
- slagen
in
2
to be successful, succeed
We slaagden er niet in
2
We did not succeed (in it)
- we were not successful
smaken naar
2
3
to taste of, taste like
‑>>
t Smaakt naar nootjes
2
[It tastes like nuts]
It has a nutty taste
spelen
to play
‑>>
- spelen
met
/ mee
‑>>
playing with
Spelen met vuur
2
3
4
'Playing with fire' - doing dangerous things,
taking stupid risks ‑>>
spijt hebben van
2
to regret, be sorry about
‑>>
Ik heb nergens spijt van
2
3
I regret nothing, I have no regrets about anything
('je ne regrette rien')
spreken
to speak
‑>>
- spreken
met
speaking to
Met wie spreek ik?
2
[With whom] Who am I speaking to?
Who's calling? (on the telephone)
‑>>
- spreken
over
2
speaking about
Er werd veel gesproken over vrijheid
2
There was much [spoken] talk about freedom
stelen
2
to steal
‑>>
- stelen
van
2
stealing from
Stelen van de rijken
2
3
Stealing from the rich
stemmen
2
to vote // to tune
‑>>
- stemmen
op
to vote for
Stem op een vrouw!
2
Vote for a woman!
sterven
to die, pass away
‑>>
- sterven
aan
to die of
Hij is aan kanker gestorven
2
3
He died of cancer
‑>>
- 2
strijden
to fight (figuratively)
‑>>
- strijden
voor
2
fighting for
Strijden voor gelijkheid
2
3
|
Fighting for equality
strijden
tegen
fighting (against)
Strijden tegen ongelijkheid
2
Fighting inequality
tijd besteden aan
2
3
4
spending time on
See besteden above
toe zijn aan
- 3 different situations
‑>>
toegeven
2
to admit
‑>>
- toegeven
van
2
admitting to
het moeten toegeven van fouten
(the) having to admit to mistakes
- trouwen
met
to marry (to)
getrouwd met ...
married to ...
Hij is getrouwd met een Belgische
2
He is married to a Belgian lady,
his wife is Belgian
twijfelen
2
3
to doubt ‑>>
twijfelen
2
3
aan
to doubt, have doubts about
Ik begin aan alles te twijfelen
2
3
I'm starting to have doubts about
everything
uitkijken
watch out, look out, look out for/i>
‑>>
- uitkijken
voor
2
beware of, watch out for, look out for
Kijk uit voor namaak!
2
3
Watch out for fakes, beware of
imitations
- uitkijken
naar
uitkijken naar
2
looking forward to
Ik kijk uit naar de feestdagen
I'm looking forward to the holidays
‑>>
vallen
to fall
‑>>
- vallen
op
to fall on, to fall to
't Viel op de grond
2
3
It fell to the ground
Ze is niet op haar mondje gevallen
2
3
['She didn't fall on her mouth'] - She
never hesitates to speak up, she's not shy to speak her
mind ‑>>
- vallen
op
(#2)
to fall for, being attracted to
Hij valt op blonde meisjes
2
He falls for blond girls
‑>>
- vallen
uit
2
to fall from
Het viel uit de hemel
2
3
It fell from the sky
- vallen
van
2
to fall from, down
Ben je van de trap gevallen?
2
'Did you fall down the stairs?' - often
jocularly asked of a person who has had
a radically short haircut.
vasthouden
2
to hold, grip (firmly)
‑>>
- vasthouden
aan
holding on to
(literally and figuratively)
Ik moet me altijd ergens aan vasthouden
2
3
4
I need to hold on to something
(a fixed point) at all times
vastmaken aan
2
3
to (firmly and physically) connect,
attach to
vastzitten aan
2
being fastened, tied to // being committed to
Je zit eraan vast
2
You're stuck with it, you have an obligation
to do it that you can't get out of
vechten
2
to fight, be in a fight
‑>>
- vechten
met
brawling, engaging in battle with opponents
Vechten met windmolens
2
3
4
Fighting ('tilting at') windmills,
like Don Quixote
- vechten
tegen
fighting (against opponents or for a cause)
Vechten tegen windmolens
2
3
Fighting windmills,
like activists who don't want them built or want them removed
- vechten
voor
2
fighting 'for,' struggling to get, the purpose of the activity is
to get something
Vechten voor geld
2
3
Fighting for money, like prizefighters,
professional fighters
- vechten
om
fighting over, being in a fight or competition to get something
Vechten om brood
2
Fighting over bread
veranderen
to change
‑>>
- veranderen
in
2
to change into
Hij veranderde in een monster
2
He changed into a monster
zich verbazen
2
to be surprised, amazed
‑>>
- zich verbazen
over
2
to be surprised, amazed at
Ik verbaas me over het zelfvertrouwen
2
I'm surprised at the self-confidence
verbinden
2
to connect
- verbinden
met
verbinden met
2
connecting with
verdelen
2
3
to divide // to distribute
‑>>
- verdelen
in
2
dividing into
- verdelen
onder
to distribute among
verdenken
2
to suspect
‑>>
- verdenken
van
2
to suspect of
Hij wordt verdacht van heling
2
3
He is suspected of
dealing in stolen goods
verdwijnen
2
to disappear
‑>>
- verdwijnen
uit
2
disappearing from
t Verdwijnt uit de winkels
2
3
It's disappearing from the shops
‑>>
vergelijken
2
to compare
‑>> -
2
- vergelijken
met
compare with
Vergeleken met Rusland ...
2
Compared with Russia ...
zich vergissen
2
3
to be mistaken
‑>>
- 2
- zich vergissen
in
2
being mistaken about
Jullie hebben je in hem vergist
2
Y'all were mistaken, wrong about him
verhuizen
2
3
to move (house)
‑>>
- verhuizen
naar
to move to
- verkopen
aan
to sell to
Ik heb 't aan Piet verkocht
2
3
I've sold it to Piet
verlangen
2
to desire, want, wish for // to demand, require
‑>>
- verlangen
naar
verlangen naar
2
3
'to long for, yearn,' 'to want, wish for'
Ik verlang naar m'n bed
2
3
I long for my bed, to sleep
verliezen
2
to lose
‑>>
- verliezen
van
2
losing to
Ajax verloor van Feyenoord
2
3
Ajax lost to Feyenoord
verlossen
2
to release (from,) deliver (from)
‑>>
- verlossen
uit
2
to deliver from (a situation)
uit z'n lijden verlossen
2
3
4
'release from his suffering,'
i.e. euthanize. Occasionally, 'saving him from an
unpleasant situation'
- verlossen
van
2
to deliver from (a threat)
Verlos ons van het kwade
2
Deliver us from evil
from the Lord's Prayer
vermenigvuldigen
2
3
to multiply
- vermenigvuldigen
met
to multiply by
‑>>
vertrekken
to leave, depart
‑>>
- vertrekken
naar
to leave for (travel to)
Hij vertrekt morgen naar Afrika
He's leaving for Africa tomorrow
- vertrekken
om
leaving at (time)
- vertrekken
van
2
leaving from - travel, point of departure
Ik vertrek om negen uur van Schiphol
2
3
I'm leaving from Schiphol at 9
- vertrekken
uit
2
means leaving for good, not coming back
Ik vertrek uit Nederland
2
3
I'm leaving Holland
vertrouwen
2
to trust
‑>>
- vertrouwen
op
to trust, have faith in
Ik vertrouw op het gezond verstand
2
3
I trust the [healthy thinking]
common sense
vertrouwen
hebben
in
2
to trust, be confident about
‑>>
Ik heb er geen vertrouwen in
2
3
'I'm not confident, I do not trust it,
I don't think it's going to work or end well
verwachten
2
to expect
‑>>
- verwachten
van
2
to expect of
Ik verwacht er niet veel van
2
3
I don't expect much of it
vinden
2
to find (locating // stating opinion)
‑>>
- vinden
van
2
to think of, have on opinion on
Wat vind jij ervan?
2
What do you think of it?
voorbereiden
2
to prepare
‑>>
- voorbereiden
op
to prepare for
op alles voorbereid
2
prepared, ready for [everything] anything
‑>>
vragen
2
to ask
‑>>
Mag ik U iets vragen?
2
3
[May I ...] Could I ask you
something?
- vragen
om
to ask for
We vragen om hulp
2
3
We're asking for help, assistance
‑>>
- vragen
(aan
)
to ask (of + about)
‑>>
Vraag 't aan een expert
2
3
Ask an expert, a specialist
(about it)
- vragen
naar
to ask about, (for)
Ze vroegen naar de weg
2
3
They asked [about the way] for
directions
vrezen
2
to fear
‑>>
- vrezen
voor
2
to fear for, worry about losing
Hij vreesde voor z'n leven
2
He feared for his life,
he was afraid he might not survive
waarschuwen
2
3
4
to warn
- waarschuwen
voor
2
to warn of
Hij waarschuwde voor complicaties
2
3
He warned of complications
‑>>
wachten
to wait
‑>>
- wachten
op
waiting for
We staan te wachten op een taxi
2
3
We're waiting for a taxi
‑>>
- wachten
tot
waiting till
laten we tot morgen wachten
Let's wait till tomorrow
‑>>
- wachten
met
/ mee
‑>>
waiting with, postponing
wachten met betalen
2
waiting with paying, postponing payment
wennen
to get used to
‑>>
- wennen
aan
wennen aan
2
3
getting used to
Ik ben eraan gewend
2
3
I've gotten used to it,
I'm used to it
weten
to know things, to have knowledge of
‑>>
- weten
van
2
knowledge about a specific subject or
familiarity with an event or incident
Hij weet overal wat van
2
3
4
5
He knows a little of everything
‑>>
wijten aan
2
3
to blame, to see as the cause of
‑>>
Wij weten 't aan 't weer
we blamed [it on] the weather, we thought it
was caused by the weather
wijzen
2
to point (at,) direct atttention to
‑>>
- wijzen
op
to point out
Ik heb je er al vaak op gewezen
2
3
4
I have already pointed it out to you
[so often] many times
willen
2
to want, wish, desire,
would like to
‑>>
- willen
naar
want to go to
Ik wil naar huis
2
I want to go home
‑>>
- willen
van
2
to want of
Wat wil je toch van mij?
2
3
What is it that you want of me?
afwillen van
2
wanting, desiring to be rid of -
See above
winnen
2
to win, be victorious
‑>>
- winnen
van
2
winning against
Max Euwe won van Aljechin
2
Max Euwe won against Aljechin
‑>>
wonen
2
to live, reside
‑>>
- wonen
in
2
to live in
Ik woon in Amerika
I live in the US
‑>>
- zeggen
tegen
to say to
Zeg maar niks tegen Piet
2
3
4
Please [say nothing] don't say anything (about it)
to Piet
‑>>
- zeggen
van
2
to say of, have an opinion about
Wat zeg jij d'r van?
2
3
What do you say about it?
What's your opinion on it?
‑>>
bang zijn
2
to be afraid - See bang zijn above
zijn
'to be' ‑>>
af zijn
2
to be ready, finished, done
- See above
zin hebben
2
'to be useful,' make sense
't Heeft toch geen zin
It's no use anyway
(Whatever you do ...) ‑>>
- zin hebben
in
2
zin hebben in
2
'to feel like' - a desire, a wish, a craving for things
to eat or drink or do,
Heb je zin in een borrel?
Would you like a glass of liquor?
‑>>
zoeken
2
to search (for), to seek, to look for
‑>>
Ik zoek een uitspraak van de koning
I'm looking for a statement
by the king
- zoeken
naar
to look for, to search for
Ik zoek naar een uispraak van de koning
2
3
I'm searching for a statement
by the king
zorgen
2
to take care, to take care of
‑>>
- zorgen
voor
2
zorgen voor
2
3
to take care of
Hij zorgt goed voor je
2
3
He takes good care of you
zich zorgen maken
2
to worry
‑>>
- zich zorgen maken
over
2
worrying about
Maak je geen zorgen over mij
Don't worry about me
zwaaien
to wave
- zwaaien
naar
waving to
Er zwaaide iemand naar me
2
Someone waved to me
More about prepostions:
Pictorial
- Overview
- List
Smartphone Versions:
Pictorial
- List
- Aan
- Achter
- Af
- Al
- Als
- Binnen/Buiten
- Daar
- Dan
- Dat
- Door
- Eens
- Er
- Erg
- Even
- Haast
- Het
- In
- Laat
- Maar
- Na
- Naar
- Net
- Nog
- Of
- Om
- Onder/Boven
- Op
- Over
- Toen
- Uit
- Van
- Voor
- Vroeg
- Waar
- Wat
- Weg
- Zo
- more
email -
Copyright © Marco Schuffelen 2020.
All rights reserved.
This material may not be published, broadcast, rewritten, redistributed,
or hotlinked to.
Gij zult niet stelen
'Thou shalt not steal'
|