Dutch Strong Verbs Vowel Changes - Smartphones Page

Visit the desktop version for a list of interesting related words.

You may notice patterns in the vowel changes of the strong verbs, but I doubt that they will be useful in learning - I don't remember mention of patterns when I was taught English strong verbs.
Not all vowels are represented in the patterns list. Verbs with some vowels don't fall into patterns, and for some other vowels there are very few or no strong verbs.

sterke werkwoorden 2 'strong verbs'
(de) verleden tijd 2 3 'the past tense'
(het) voltooid deelwoord 'past participle'

50 Common Strong Verbs:
Alphabetic List - Patterns of Change
100 Common Verbs:
Alphabetic List - 'Systematic' List

Strong Verbs Vowel Changes Patterns

In my estimate, about 30% of the strong verbs have the same vowel or diphthong in the simple present tense as in the past participle; about 45% of the strong verbs have the same vowel or diphthong in the simple past tense as in the past participle, and about 25% have a third vowel or diphthong in the past participle.
About 10% of strong verbs have also a consonant change.
A small number, about 5% of strong verbs have a past participle ending in ‑D or ‑T.

Dutch Strong Verbs and Their Changes

English	infinitive	simple past singular	past participle
example:	to be	was	(I have) been
to stand	staan	stond	gestaan	‑>>
to understand, hear what is said	verstaan	verstond	verstaan	2 ‑>>
to exist	bestaan	bestond	bestaan	‑>
to originate, come into being	ontstaan	ontstond	ontstaan
to carry	dragen	droeg	gedragen	‑>>
to behave	gedragen	gedroeg	gedragen
to ask	vragen	vroeg	gevraagd	‑>>
to hunt // to hurry // to send, drive	jagen	joeg	gejaagd	2
to slap, hit	slaan	sloeg	geslagen	‑>
to dig	graven	groef	gegraven
		wij groeven
to sail, move by ship	varen	voer	gevaren
wind blowing	waaien	woei	gewaaid
alternative simple past: waaide
to sleep	slapen	sliep	geslapen	‑>
to let, allow	laten	liet	gelaten	‑>>
to guess // to counsel	raden	ried	geraden
alternative simple past: raadde
to betray	verraden	verried	verraden
alternative simple past: verraadde
to blow	blazen	blies	geblazen
		wij bliezen 2
to go	gaan	ging	gegaan	2 ‑>>
	--------
to catch	vangen	ving	gevangen
to replace	vervangen	verving	vervangen	2
to hang (things)	hangen	hing	gehangen
to fall	vallen	viel	gevallen	‑>>
	--------
to give	geven	gaf	gegeven
		wij gaven ‑>>
to forgive	vergeven	vergaf	vergeven	2 ‑>
		wij vergaven
to eat	eten	at	gegeten	‑>>
		wij aten
	(G inserted in the past participle)
to measure	meten	mat	gemeten	‑>
		wij maten
to forget	vergeten	vergat	vergeten	‑>
		wij vergaten
to read	lezen	las	gelezen	‑>>
		wij lazen
to speak	spreken	sprak	gesproken	‑>>
		wij spraken
to take	nemen	nam	genomen	‑>>
		wij namen
to break, crack, rupture	breken	brak	gebroken	‑>>
		wij braken
to stab, to sting	steken	stak	gestoken
		wij staken
to steal	stelen	stal	gestolen	2 ‑>>
		wij stalen
to order, command	bevelen	beval	bevolen
		wij bevalen
to eat like a beast (slang)	vreten	vrat	gevroten
		wij vraten 2
to weigh	wegen	(woog)	gewogen	‑>
		(wij wogen )
to move	bewegen	bewoog	bewogen	‑>
		wij bewogen
to consider	overwegen	overwoog	overwogen	2
		wij overwogen 2
to shave	scheren	schoor	geschoren	‑>
		wij schoren
alternate simple past: 'scheerde'
to know (things)	weten	wist	geweten	2 ‑>>
to swear (take an oath)	zweren	zwoer	gezworen
to avenge	wreken	wreekte	gewroken
	--------
to have	hebben	had	gehad	‑>>
		wij hadden
to think	denken	dacht	gedacht	‑>>
to bring	brengen	bracht	gebracht	‑>>
to pull	trekken	trok	getrokken	‑>
		wij trokken
to depart.leave	vertrekken	vertrok	vertrokken	2 3
		wij vertrokken 2 3
to hit // to meet, encounter	treffen	trof	getroffen	2 3
		wij troffen
to swim	zwemmen	zwom	gezwommen	‑>
		wij zwommen
to fight, struggle	vechten	vocht	gevochten	‑>
to send	zenden	zond	gezonden
to salvage (ships)	bergen	borg	geborgen
to hide	verbergen	verborg	verborgen	2
to put away, store	opbergen	borg op	opgeborgen	2
to donate // to pour drinks	schenken	schonk	geschonken	2 ‑>
to braid	vlechten	vlocht	gevlochten
to dig, to mine	delven	dolf	gedolven	2
		wij dolven 2
to melt	smelten	smolt	gesmolten
to count, weigh; to be applicable	gelden	gold	gegolden	2 ‑>
to swell	zwellen	zwol	gezwollen	2
to help, assist	helpen	hielp	geholpen	‑>
to throw, cast	werpen	wierp	geworpen
to die	sterven	stierf	gestorven	‑>>
		wij stierven
to enlist, canvass	werven	wierf	geworven
		wij wierven
to roam	zwerven	zwierf	gezworven
		wij zwierven
to spoil (active and passive)	bederven	bedierf	bedorven	2 ‑>>
		wij bedierven 2
to say	zeggen	zei	gezegd	‑>>
		wij zeiden
	Note D inserted for past plural
to create (like God)	scheppen	schiep	geschapen	‑>
to freeze	vriezen	vroor	gevroren
		(wij vroren )
to lose	verliezen	verloor	verloren	‑>
		wij verloren
to lie (to say what is not)	liegen	loog	gelogen	‑>
		wij logen
to fly	vliegen	vloog	gevlogen	‑>
		wij vlogen
to cheat, deceive	bedriegen	bedroog	bedrogen	2
		wij bedrogen 2
to choose	kiezen	koos	gekozen	‑>
		wij kozen
to offer // to bid (auction)	bieden	bood	geboden	‑>
		wij boden
to forbid, disallow	verbieden	verbood	verboden
		wij verboden
to shoot	schieten	schoot	geschoten	‑>
		wij schoten
to pour	gieten	goot	gegoten	2 ‑>
		wij goten
to enjoy	genieten	genoot	genoten	2 ‑>>
		wij genoten 2
	--------
to climb	klimmen	klom	geklommen	2
		wij klommen
to win	winnen	won	gewonnen	‑>
		wij wonnen
to start, begin	beginnen	begon	begonnen	2 ‑>
		wij begonnen
to be startled	schrikken	schrok	geschrokken	2 ‑>
		wij schrokken
to find	vinden	vond	gevonden	‑>>
to jump	springen	sprong	gesprongen	‑>
to sing	zingen	zong	gezongen	‑>>
to force, compel	dwingen	dwong	gedwongen	2 ‑>
to sound	klinken	klonk	geklonken
to shine, glitter	blinken	blonk	geblonken
to tie, to bind	binden	bond	gebonden
to connect // to dress a wound	verbinden	verbond	verbonden
to wind	winden	wond	gewonden
to drink	drinken	dronk	gedronken	‑>>
to sink (passively)	zinken	zonk	gezonken	‑>
to smell bad	stinken	stonk	gestonken	‑>
to shrink	slinken	slonk	geslonken	2
to shrink	krimpen	kromp	gekrompen
to wring	wringen	wrong	gewrongen
to devour	verslinden	verslond	verslonden	2
to push, press, shove	dringen	drong	gedrongen	2 ‑>
to sit	zitten	zat	gezeten	‑>>
		wij zaten
to lie down	liggen	lag	gelegen	‑>>
		wij lagen
to pray	bidden	bad	gebeden	‑>>
		wij baden
to see	zien	zag	gezien	‑>>
		wij zagen
to spare, refrain from harming	ontzien	ontzag	ontzien	2 3
	--------
to come	komen	kwam	gekomen	‑>>
		wij kwamen
to walk	lopen	liep	gelopen	‑>>
to be allowed to, 'may'	mogen	mocht	gemogen	‑>>
to buy	kopen	kocht	gekocht	‑>>
	--------
to 'become'	worden	werd	geworden	‑>>
	--------
to be able to, 'can'	kunnen	kon	(gekund)	‑>>
		wij konden
	(D inserted in the past plural)
'shall, will' (for the future tense)	zullen	zou	-	2 ‑>>
		wij zouden 2
	--------
to be	zijn	was	geweest	‑>>
		wij waren
to look	kijken	keek	gekeken	‑>
		wij keken
to appear, look like, 'seem'	lijken	leek	geleken	‑>
		wij leken
to compare	vergelijken	vergeleek	vergeleken	2 3 ‑>
		wij vergeleken 2 3
to appear ('it turned out')	blijken	bleek	gebleken	‑>
		wij bleken
to get	krijgen	kreeg	gekregen	‑>>
		wij kregen
to grab	grijpen	greep	gegrepen	‑>>
		wij grepen
to understand	begrijpen	begreep	begrepen	‑>
		wij begrepen
to stay, remain	blijven	bleef	gebleven	‑>>
		wij bleven
to write	schrijven	schreef	geschreven	‑>>
		wij schreven
to float // to drive (cattle etc.)	drijven	dreef	gedreven	2
		wij dreven
to drive, to ride	rijden	reed	gereden	‑>>
		wij reden
to suffer	lijden	leed	geleden	2 ‑>>
		wij leden
to fight, battle	strijden	streed	gestreden	2 ‑>
		wij streden
to glide, slide	glijden	gleed	gegleden
		wij gleden
to praise	prijzen	prees	geprezen
		wij prezen
to rise (dough)	rijzen	rees	gerezen
to disappear	verdwijnen	verdween	verdwenen	2 ‑>
		wij verdwenen 2
to avoid	vermijden	vermeed	vermeden	‑>
		wij vermeden
to wear out // to sell // to pass the time	slijten	sleet	gesleten	2
		wij sleten
to wear out	verslijten	versleet	versleten
		wij versleten
to be silent, not speak	zwijgen	zweeg	gezwegen	‑>
		wij zwegen
to rise	stijgen	steeg	gestegen	2
		wij stegen
to cut (with a knife)	snijden	sneed	gesneden	‑>>
		wij sneden
to rub	wrijven	wreef	gewreven	‑>
		wij wreven
	(W before R is pronounced as Dutch V)
to squeeze, pinch, press	knijpen	kneep	geknepen
		wij knepen
	note that K before N is not dropped
to bite	bijten	beet	gebeten	2
		wij beten
to point	wijzen	wees	gewezen	2 ‑>
		wij wezen
to teach	onderwijzen	onderwees	onderwezen	2
		wij onderwezen
to split	splijten	spleet	gespleten
		wij spleten 2
to iron (clothes) // to brush // to smooth	strijken	streek	gestreken
		wij streken
to shine // to appear, 'it looks like ...'	schijnen	scheen	geschenen	‑>
		wij schenen
to blame	wijten	weet	geweten	‑>
		wij weten 2
to reproach	verwijten	verweet	verweten
		wij verweten
to regret	spijten	speet	gespeten	‑>
to grind, sharpen	slijpen	sleep	geslepen
		wij slepen
to throw angrily ('smite')	smijten	smeet	gesmeten
		wij smeten
	--------
to do	doen	deed	gedaan	‑>>
		wij deden
to search, look for	zoeken	zocht	gezocht	‑>>
to call, shout	roepen	riep	geroepen	‑>
to have to, 'must'	moeten	moest	gemoeten	‑>>
	(only a consonant change)
	--------
to hold	houden	hield	gehouden	‑>>
~ to memorize	onthouden	onthield	onthouden	2
	--------
to dive	duiken	dook	gedoken
		wij doken
to bow, to bend	buigen	boog	gebogen
		wij bogen
to close	sluiten	sloot	gesloten
		wij sloten
to decide	besluiten	besloot	besloten	2
		wij besloten 2
to whistle	fluiten	floot	gefloten	2
		wij floten
to suck	zuigen	zoog	gezogen
		wij zogen
to smell	ruiken	rook	geroken	‑>
		wij roken
to sneak	sluipen	sloop	geslopen
		wij slopen
to crawl	kruipen	kroop	gekropen
		wij kropen
to drip	druipen	droop	gedropen	2
		wij dropen
to shove, make slide	schuiven	schoof	geschoven
		wij schoven
dust blowing // to speedily go	stuiven	stoof	gestoven
		wij stoven
to blow (your nose)	snuiten	snoot	gesnoten	2
		wij snoten 2
to sniff, to snort	snuiven	snoof	gesnoven	2
		wij snoven 2
to drink heavily (slang)	zuipen	zoop	gezopen
		wij zopen

Consonant Changes in Strong Verbs

English	infinitive	simple past singular	past participle
example:	to be	was	(I have) been
to be	zijn	was	geweest
		wij waren
to have	hebben	had	gehad
		wij hadden
to come	komen	kwam	gekomen
		wij kwamen
to hold	houden	hield	gehouden
to go	gaan	ging	gegaan	2
to stand	staan	stond	gestaan
to slap, hit	slaan	sloeg	geslagen
to know (things)	weten	wist	geweten	2
to say	zeggen	zei	gezegd
		wij zeiden
	D inserted in the past plural
to see	zien	zag	gezien
		wij zagen
to lose	verliezen	verloor	verloren
		wij verloren
to freeze	vriezen	vroor	gevroren
		(wij vroren )
to be able to,'can'	kunnen	kon	(gekund)
		wij konden
	D inserted in the past plural
'shall, will' (for the future tense)	zullen	zou	-	2
		wij zouden 2
	D inserted in the past plural
to do	doen	deed	gedaan
		wij deden
to have to, 'must'	moeten	moest	gemoeten
	only a consonant change
to think	denken	dacht	gedacht
to bring	brengen	bracht	gebracht
to be allowed to, 'may'	mogen	mocht	gemogen
to buy	kopen	kocht	gekocht
to search, look for	zoeken	zocht	gezocht

Alphabetic List of Strong Verbs

<< previous vorige - next volgende >>

Smartphone Verbs Home

More Good Dutch Smartphone Pages

email - Copyright © Marco Schuffelen 2015.
All rights reserved. This material may not
be published, broadcast, rewritten,
redistributed, or hotlinked to.
Gij zult niet stelen 'Thou shalt not steal'