Words, Vocabulary - Spelling and Pronunciation Shorts - Verbs - Word Order - Exercises - 2 - MX Lessons - Programs - Read and Listen to Dutch Find Dutch words: Dutch List - English to Dutch or:   my site

Lesson 12 - 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15

Verbs: The Past Tense and The Perfect Tense - Your Desk - Cups and Gallons to Liters - Wageningen

More from Multatuli: Max Havelaar - see also Lesson 7 and Lesson 10
The dour narrator of the first chapters further introduces himself, and is not entirely wrong in debunking romantic love.

And then, other lies turn up later. A girl is an angel. The person who first discovered that never had any sisters.	En dan komen later weer andere leugens. Een meisje is een engel. Wie dit voor het eerst ontdekte, heeft nooit zusters gehad.
Love is bliss. One flees with one or another object to the end of the earth. The earth has no ends, and Love like that is crazy too.	Liefde is een zaligheid. Men vlucht met het een of ander voorwerp naar het einde der aarde. De aarde heeft geen einden, en die Liefde is ook gekheid.
Nobody can say my married life is not good - my wife is a daughter of Last & Co, coffee brokers - nobody will be able to find fault with our marriage.	Niemand kan zeggen dat ik niet goed leef met myn vrouw - zy is een dochter van Last & Co, makelaars in koffi - niemand kan iets op ons huwelyk aanmerken.
I am a member of Artis, she has a long shawl that cost 92 guilders, and the silly love that absolutely wants to live at the end of the world has never occurred between us.	Ik ben lid van Artis, zy heeft een sjaallong van twee-en-negentig gulden, en van zulk een malle liefde die volstrekt aan het einde der aarde wil wonen, is toch tussen ons nooit spraak geweest. 2
After our wedding we made a little trip to The Hague - she bought flannel there for undershirts I'm still wearing - and beyond that love has never pushed us into the wide world. So: all silliness and lies!	Toen we getrouwd zyn, hebben wy een toertje naar Den Haag gemaakt - ze heeft daar flanel gekocht, waarvan ik nog borstrokken draag - en verder heeft ons de liefde nooit de wereld ingejaagd. Dus: alles gekheid en leugens!
And would my marriage be less happy than that of people who [got TB or lost their hair] risked (health and hair) life and limb for love?	En zou myn huwelyk nu minder gelukkig wezen, dan van de mensen die zich uit liefde de tering op de hals haalden, of de haren uit het hoofd?
Or do you think my household is a little less well organized than it would have been, had I 17 years ago told my girl in poetry that I wanted to marry her?	Of denkt ge dat myn huishouden iets minder wel geregeld is, dan het wezen zou als ik voor zeventien jaar myn meisje in verzen gezegd had dat ik haar trouwen wilde?
Madness! Yet I could have done this as well as any other, for writing poetry is a craft, certainly less difficult than turning ivory.	Gekheid! Ik had dit toch even goed kunnen doen als ieder ander, want verzenmaken is een ambacht, zeker minder moeielyk dan ivoordraaien.
How else could ulevellen (a type of candy) with poetry wrappers be so cheap? Frits calls them 'Uhlefeldjes' I don't know why - And do inquire about the price of a set of billiard balls!	Hoe zouden anders de ulevellen met deviezen zo goedkoop wezen? Frits zegt: 'Uhlefeldjes' ik weet niet, waarom? - En vraag eens naar de prys van een stel biljardballen! 2
(continued - previous: 2 - 1)

(De) borstrok

Verbs: The Past Tense and The Perfect Tense

• In the simple past tense, verbs have just two forms: singular and plural, and the plural usually just adds -N or -EN to the singular form.
• But, like in English, many common verbs are strong, which means they have a vowel and/or other change of the verb stem for the past tense and/or past participle.
  The plural of strong verbs usually adds -EN to the simple past stem.
• Weak verbs in Dutch are of two kinds:
  • The " 't kofschip" type, meaning verbs ending in T, K, F, S, CH or P ('t kofschip was an old ship model.)
    The 'kofschip' verbs add -TE to the stem for the simple past singular, -TEN to the stem for the simple past plural.
    • Exception: some verb infinitives end in -ven or -zen, which will make for a stem ending in -f or -s; but these still don't belong to the 'kofschip' group, and will add -DE(N) to the verb stem: suizen/bruisen - suisde/bruiste
  • All non-kofschip weak verbs add -DE for the simple past singular, -DEN for the simple past plural.
• In the present tense, T is dropped for the 'je/jij' question mode, but there's no exception like it in the past tense.
• To preserve the length of the root word vowels when adding -E or -EN endings, there is the same beautiful dance of double and single vowels and consonants as shown in the previous lesson with the adjectives E-ending. It is a bit more complicated because several strong verbs with A have a vowel length change between simple past singular and plural.
• Dutch is much less strict than English about the use of the simple past and the perfect present tense. There is not much difference and it often doesn't matter which one is used.

Strong Verbs Simple Past Examples						Compare with simple present tense
vragen	to ask		rijden	to drive or to ride		vragen		rijden
ik vroeg jij vroeg hij vroeg wij vroegen jullie vroegen zij vroegen U vroeg	(I asked) (you asked) (he asked) (we asked) (you asked) (they asked) (you asked)		ik reed jij reed hij reed wij reden jullie reden zij reden U reed	(I drove) (you drove) (he drove) (we drove) (you drove) (they drove) (you drove)		ik vraag jij vraagt hij vraagt wij vragen jullie vragen zij vragen U vraagt		ik rijd jij rijdt hij rijdt wij rijden jullie rijden zij rijden U rijdt		(you - singular, informal) (you - plural, informal) (you - polite)
vroeg jij?	(did you ask?)		reed jij?	(did you drive?)		vraag jij?		rijd jij?

Weak Verbs Examples
"'t kofschip" type			'non-kofschip' type			Compare with simple present tense
danken	to thank		stemmen	to vote		danken	stemmen
ik dankte jij dankte hij dankte wij dankten jullie dankten zij dankten U dankte	(I thanked) (you thanked) (he thanked) (we thanked) (you thanked) (they thanked) (you thanked)		ik stemde jij stemde hij stemde wij stemden jullie stemden zij stemden U stemde	(I voted) (you voted) (he voted) (we voted) (you voted) (they voted) (you voted)		ik dank jij dankt hij dankt wij danken jullie danken zij danken U dankt	ik stem jij stemt hij stemt wij stemmen jullie stemmen zij stemmen U stemt
dankte jij?	(did you thank?)		stemde jij?	(did you vote?)		dank jij?	stem jij? ga jij stemmen?

Many strong verbs with a short A in the strong-past-stem change to a long A in the plural, for instance: geven to give (komen) to come ik gaf jij gaf hij gaf wij gaven jullie gaven zij gaven U gaf (I gave) (you gave) (he gave) (we gave) (you gave) (they gave) (you gave) ik kwam jij kwam hij kwam wij kwamen jullie kwamen zij kwamen U kwam (I came) (you came) (he came) (we came) (you came) (they came) (you came)

Eten (to eat) provides nice examples of the spelling of short and long vowels: eten to eat ik eet jij eet hij eet wij eten jullie eten zij eten U eet (I eat) (you eat) (he eats) (we eat) (you eat) (they eat) (you eat) ik at jij at hij at wij aten jullie aten zij aten U at (I ate) (you ate) (he ate) (we ate) (you ate) (they ate) (you ate)

The Perfect Tense

• In English, the perfect tense is formed by using 'to have' with a past participle (I have been.)
  Dutch uses either hebben ('to have') or zijn ('to be.') A majority of verbs takes hebben, but there are hardly any useful rules for when to use hebben or zijn. The student of Dutch will have to memorize which verbs take zijn - list
• The past participle is usually formed by prefixing the verb stem with GE-, and adding an ending:
  • -T for stems of weak verbs ending in (T) K, F, S, CH or P ('t kofschip)
    • Exception: some verb infinitives end in -ven or -zen, which will make for a stem ending in -f or -s; but still they don't belong to the 'kofschip' group, these verbs will get a -D ending: suizen/bruisen - gesuisd/gebruist
  • -D for stems of weak verbs ending in other letters.
  • Verb stems already ending in -D or -T do not add another D or T. I'm not aware of any Dutch words ending in a double consonant.
• D at the end of a word is pronounced as T, so in spoken Dutch it doesn't matter if the past participle ends in D or T; but when the past participle is used as an adjective and gets an -E ending D and T are pronounced differently. ->>
• Most strong verbs have an -EN ending for the past participle.
• Expect exceptions, like strong verbs that take -d or -t and/or have additional changes. Eventually you'll have to memorize irregular past participles.

The Auxiliary Verbs hebben and zijn Reprised

hebben	(to have)					zijn	(to be)
hebben ik heb jij hebt hij heeft wij hebben jullie hebben zij hebben U heeft	to have I have you have he has we have you have they have you have		ik had jij had hij had wij hadden jullie hadden zij hadden U had	I had you had he had we had you had they had you had		zijn ik ben jij bent hij is wij zijn jullie zijn zij zijn U bent	to be I am you are he is we are you are they are you are		ik was jij was hij was wij waren jullie waren zij waren U was	I was you were he was we were you were they were you were
'U hebt' is also said.
ik heb gehad I have had ik had gehad 2 I had had						ik ben geweest I have been ik was geweest 2 I had been

A Few Examples

English	Dutch infinitive	simple past	perfect tense
to have	hebben	ik had	ik heb gehad
to be	zijn	ik was/wij waren	ik ben geweest
to know (people)	kennen	ik kende	ik heb gekend
to know (things)	weten	ik wist	ik heb geweten
to thank	danken	ik dankte	ik heb gedankt
to vote	stemmen	ik stemde	ik heb gestemd
to ask	vragen	ik vroeg	ik heb gevraagd
to drive, to ride	rijden	ik reed	ik heb/ben gereden
to give	geven	ik gaf/wij gaven	ik heb gegeven
to come	komen	ik kwam/wij kwamen	ik ben gekomen
to walk	lopen	ik liep	ik heb/ben gelopen
to go	gaan	ik ging	ik ben gegaan
to get	halen	ik haalde	ik heb gehaald
to pray	bidden	ik bad/wij baden	ik heb gebeden
to take	nemen	ik nam/wij namen	ik heb genomen
to bring	brengen	ik bracht	ik heb gebracht
to think	denken	ik dacht	ik heb gedacht
to eat	eten	ik at/wij aten	ik heb gegeten
to honor	eren	ik eerde	ik heb geëerd

Compound Verbs

'Inseparable Prefixes'

English	Dutch infinitive	simple past	perfect tense
to promise	beloven	ik beloofde	ik heb beloofd
to pay	betalen	ik betaalde	ik heb betaald
to acknowledge	erkennen	ik erkende	ik heb erkend
to believe	geloven	ik geloofde	ik heb geloofd
to repeat	herhalen	ik herhaalde	ik heb herhaald
to discover	ontdekken	ik ontdekte	ik heb ontdekt
to forget	vergeten	ik vergat	ik ben vergeten
to move (house)	verhuizen	ik verhuisde	ik ben verhuisd

Other Compound Verbs

• In the past participle of the splitting compound verbs, the ge- is usually inserted between the preposition and the basic verb.
  
• No ge- is inserted in the past participle when the prepositions do not split from the verb in the simple tenses (as in the previous paragraph.)
• It looks to me like the compound verbs that have the stress on the preposition do split up, while the compound verbs with the stress on the verb do not split up.

English	Dutch infinitive	simple present	simple past	perfect tense
to leave behind	achterlaten	ik laat achter	ik liet achter	ik heb achtergelaten
to retrieve, find out	achterhalen	ik achterhaal	ik achterhaalde	ik heb achterhaald
~ to pursue	achtervolgen	ik achtervolg	ik achtervolgde	ik heb achtervolgd
to collect, pick up	afhalen	(ik haal af)	ik haalde af	ik heb afgehaald
to await	afwachten	(ik wacht af)	ik wachtte af	ik heb afgewacht
to take along	meenemen	ik neem mee	ik nam mee	ik heb meegenomen
to go into hiding	onderduiken	ik duik onder	ik dook onder	ik ben ondergedoken	- Anne Frank
to maintain	onderhouden	(ik onderhoud)	ik onderhield	ik heb onderhouden
to persuade	overhalen	ik haal over	ik haalde over	ik heb overgehaald
to convince	overtuigen	ik overtuig	ik overtuigde	ik heb overtuigd
to advance (money)	voorschieten	(ik schiet voor)	ik schoot voor	ik heb voorgeschoten
to show, demonstrate	voordoen	ik doe voor	ik deed voor	ik heb voorgedaan
to leave	weggaan	ik ga weg	ik ging weg	ik ben weggegaan

English example	to say	I say	we say	I said	we said	I have said
to clean	schoonmaken	ik maak schoon	wij maken schoon	ik maakte schoon	wij maakten schoon	ik heb schoongemaakt	>>
to tidy up, clear	opruimen	ik ruim op	wij ruimen op	ik ruimde op	wij ruimden op	ik heb opgeruimd

The Most Common Verbs

English	Dutch infinitive	simple present singular	simple present plural	simple past singular	simple past plural	perfect tense
English example:	to come	I come	we come	I came	we came	I have come
to come	komen	ik kom	wij komen	ik kwam	wij kwamen	ik ben gekomen	2 ‑>>
to go	gaan	ik ga	wij gaan	ik ging	wij gingen	ik ben gegaan	2 ‑>>
to stay	blijven	ik blijf	wij blijven	ik bleef	wij bleven	ik ben gebleven	‑>>
to become, ~to be	worden	ik word	wij worden	ik werd	wij werden	ik ben geworden	‑>> 2
to start, begin	beginnen	ik begin	wij beginnen	ik begon	wij begonnen	ik ben begonnen	2 3 ‑>>
to get	krijgen	ik krijg	wij krijgen	ik kreeg	wij kregen	ik heb gekregen	2 ‑>>
to give	geven	ik geef	wij geven	ik gaf	wij gaven	ik heb gegeven	2 ‑>>
to take	nemen	ik neem	wij nemen	ik nam	wij namen	ik heb genomen	2 3 ‑>>
to get, collect	halen	ik haal	wij halen	ik haalde	wij haalden	ik heb gehaald	2 ‑>>
to bring	brengen	ik breng	wij brengen	ik bracht	wij brachten	ik heb gebracht	2 ‑>>
to keep, hold	houden	ik houd	wij houden	ik hield	wij hielden	ik heb gehouden	2 ‑>>
to allow, let	laten	ik laat	wij laten	ik liet	wij lieten	ik heb gelaten	2 ‑>>
to make	maken	ik maak	wij maken	ik maakte	wij maakten	ik heb gemaakt	2 3 ‑>>
to put, set	zetten	ik zet	wij zetten	ik zette	wij zetten *	ik heb gezet	2 3 ‑>>
to send	sturen	ik stuur	wij sturen	ik stuurde	wij stuurden	ik heb gestuurd	2
seem, to look like	lijken	het lijkt	ze lijken	het leek	ze leken	het heeft geleken	2 3 ‑>>
to 'appear,' 'turn out to be'	blijken	het blijkt	ze blijken	het bleek	ze bleken	het is gebleken	2 ‑>>
to be	zijn	ik ben	wij zijn	ik was	wij waren	ik ben geweest	2 ‑>>
to do	doen	ik doe	wij doen	ik deed	wij deden	ik heb gedaan	2 ‑>>
to have	hebben	ik heb	wij hebben	ik had	wij hadden	ik heb gehad	2 ‑>>
to say	zeggen	ik zeg	wij zeggen	ik zei	wij zeiden	ik heb gezegd	2 ‑>>
to speak	spreken	ik spreek	wij spreken	ik sprak	wij spraken	ik heb gesproken	‑>>
to talk	praten	ik praat	wij praten	ik praatte	wij praatten *	ik heb gepraat	2 ‑>>
to tell	vertellen	ik vertel		ik vertelde		ik heb verteld	2 3 ‑>>
to lie (say what's not)	liegen	ik lieg	wij liegen	ik loog	wij logen	ik heb gelogen	‑>>
to show	laten zien	ik laat zien	wij laten zien	ik liet zien	wij lieten zien	ik heb laten zien	‑>>
to see	zien	ik zie	wij zien	ik zag	wij zagen	ik heb gezien	2 ‑>>
to look	kijken	ik kijk	wij kijken	ik keek	wij keken	ik heb gekeken	‑>>
to hear	horen	ik hoor	wij horen	ik hoorde	wij hoorden	ik heb gehoord	‑>>
to listen	luisteren	ik luister	wij luisteren	ik luisterde	wij luisterden	ik heb geluisterd	‑>>
to know (things)	weten	ik weet	wij weten	ik wist	wij wisten	ik heb geweten	2 ‑>>
to know (people)	kennen	ik ken	wij kennen	ik kende	wij kenden	ik heb gekend	‑>>
'may,' to be allowed to	mogen	ik mag	wij mogen	ik mocht	wij mochten	ik heb gemogen	2 ‑>>
'must,' have to	moeten	ik moet	wij moeten	ik moest	wij moesten	ik heb gemoeten	2 ‑>>
'will, shall' (future)	zullen	ik zal	wij zullen	ik zou	wij zouden	-	2 3 ‑>>
to want	willen	ik wil	wij willen	ik wilde	wij wilden	ik heb gewild	2 ‑>>
'can,' to be able to	kunnen	ik kan	wij kunnen	ik kon	wij konden	ik heb gekund	2 ‑>>
to like, love	houden van	ik houd van	wij houden van	ik hield van	wij hielden van	ik heb gehouden van	‑>>
to search, look for	zoeken	ik zoek	wij zoeken	ik zocht	wij zochten	ik heb gezocht	2 ‑>>
to find	vinden	ik vind	wij vinden	ik vond	wij vonden	ik heb gevonden	2 ‑>>
to understand (ideas)	begrijpen	ik begrijp	wij begrijpen	ik begreep	wij begrepen	ik heb begrepen	‑>>
to understand (speech)	verstaan	ik versta	wij verstaan	ik verstond	wij verstonden	ik heb verstaan	2 ‑>>
to eat	eten	ik eet	wij eten	ik at	wij aten	ik heb gegeten	2 ‑>> 2
to drink	drinken	ik drink	wij drinken	ik dronk	wij dronken	ik heb gedronken	‑>> 2 3
to read	lezen	ik lees	wij lezen	ik las	wij lazen	ik heb gelezen	2 ‑>>
to write	schrijven	ik schrijf	wij schrijven	ik schreef	wij schreven	ik heb geschreven	2 ‑>>
to pray	bidden	ik bid	wij bidden	ik bad	wij baden	ik heb gebeden	2 ‑>>
to hope	hopen	ik hoop	wij hopen	ik hoopte	wij hoopten	ik heb gehoopt	2 ‑>>
to expect	verwachten	ik verwacht	wij verwachten	ik verwachtte	wij verwachtten	ik heb verwacht	‑>>
to cry (tears)	huilen	ik huil	wij huilen	ik huilde	wij huilden	ik heb gehuild
to cry (shout)	schreeuwen	ik schreeuw	wij schreeuwen	ik schreeuwde	wij schreeuwden	ik heb geschreeuwd
to buy	kopen	ik koop	wij kopen	ik kocht	wij kochten	ik heb gekocht	‑>>
to rent	huren	ik huur	wij huren	ik huurde	wij huurden	ik heb gehuurd	‑>>
to pay	betalen	ik betaal	wij betalen	ik betaalde	wij betaalden	ik heb betaald	2 ‑>>
to sell	verkopen	ik verkoop	wij verkopen	ik verkocht	wij verkochten	ik heb verkocht	‑>>
to borrow; to lend	lenen	ik leen	wij lenen	ik leende	wij leenden	ik heb geleend	2 ‑>>
to divide; to distribute	verdelen	ik verdeel	wij verdelen	ik verdeelde	wij verdeelden	ik heb verdeeld	2

English	Dutch infinitive	simple present singular	simple present plural	simple past singular	simple past plural	perfect tense
to walk	(example)	I walk	we walk	I walked	we walked	I have walked
to walk	lopen	ik loop	wij lopen	ik liep	wij liepen	ik ben/heb gelopen	2 ‑>>
to ride a bicycle	fietsen	ik fiets	wij fietsen	ik fietste	wij fietsten	ik ben/heb gefietst	‑>>
to walk, to hike	wandelen	ik wandel	wij wandelen	ik wandelde	wij wandelden	ik heb/ben gewandeld	‑>>
to run	rennen	ik ren	wij rennen	ik rende	wij renden	ik heb/ben gerend	‑>>
to jump	springen	ik spring	wij springen	ik sprong	wij sprongen	ik heb/ben gesprongen
to swim	zwemmen	ik zwem	wij zwemmen	ik zwom	wij zwommen	ik heb/ben gezwommen	‑>>
to drive; to ride	rijden	ik rijd	wij rijden	ik reed	wij reden	ik heb/ben gereden	2 ‑>>
to fly	vliegen	ik vlieg	wij vliegen	ik vloog	wij vlogen	ik heb/ben gevlogen	2
to flee, escape	vluchten	ik vlucht	wij vluchten	ik vluchtte	wij vluchtten *	ik ben gevlucht
to leave, depart	vertrekken	ik vertrek	wij vertrekken	ik vertrok	wij vertrokken	ik ben vertrokken	2 ‑>>
to move	bewegen	ik beweeg	wij bewegen	ik bewoog	wij bewogen	ik heb bewogen	‑>>
to sit, to be sitting	zitten	ik zit	wij zitten	ik zat	wij zaten	ik heb gezeten	2 ‑>>
to stand	staan	ik sta	wij staan	ik stond	wij stonden	ik heb gestaan	2 ‑>>
'to live,' reside	wonen	ik woon	wij wonen	ik woonde	wij woonden	ik heb gewoond	‑>>
to lie down	liggen	ik lig	wij liggen	ik lag	wij lagen	ik heb gelegen	‑>>
to lay down	leggen	ik leg	wij leggen	ik legde	wij legden	ik heb gelegd	2 ‑>>
to push	duwen	ik duw	wij duwen	ik duwde	wij duwden	ik heb geduwd	‑>>
to pull	trekken	ik trek	wij trekken	ik trok	wij trokken	ik heb getrokken	‑>>
to lift	optillen	ik til op	wij tillen op	ik tilde op	wij tilden op	ik heb opgetild	‑>>
to throw	gooien	ik gooi	wij gooien	ik gooide	wij gooiden	ik heb gegooid
to grab	grijpen	ik grijp	wij grijpen	ik greep	wij grepen	ik heb gegrepen	‑>>
to fall	vallen	ik val	wij vallen	ik viel	wij vielen	ik ben gevallen	‑>>
to drop	laten vallen	ik laat vallen	wij laten vallen	ik liet vallen	wij lieten vallen	ik heb laten vallen	‑>>
to shake	schudden	ik schud	wij schudden	ik schudde	wij schudden *	ik heb geschud
to hit, slap	slaan	ik sla	wij slaan	ik sloeg	wij sloegen	ik heb geslagen	‑>>
to kick	schoppen	ik schop	wij schoppen	ik schopte	wij schopten	ik heb geschopt	‑>>
to crack	breken	ik breek	wij breken	ik brak	wij braken	ik heb gebroken	‑>>
to cut (w/ knife)	snijden	ik snijd	wij snijden	ik sneed	wij sneden	ik heb gesneden	‑>>
to cut (w/ scissors)	knippen	ik knip	wij knippen	ik knipte	wij knipten	ik heb geknipt	‑>>
to paste	plakken	ik plak	wij plakken	ik plakte	wij plakten	ik heb geplakt
to wash	wassen	ik was	wij wassen	ik waste	wij wasten	ik heb gewassen	‑>>
to polish	poetsen	ik poets	wij poetsen	ik poetste	wij poetsten	ik heb gepoetst	‑>>
to rub	wrijven	ik wrijf	wij wrijven	ik wreef	wij wreven	ik heb gewreven
to cover	bedekken	ik bedek	wij bedekken	ik bedekte	wij bedekten	ik heb bedekt
to work	werken	ik werk	wij werken	ik werkte	wij werkten	ik heb gewerkt	‑>>
to play	spelen	ik speel	wij spelen	ik speelde	wij speelden	ik heb gespeeld	2 ‑>>
to rest	rusten	ik rust	wij rusten	ik rustte	wij rustten *	ik heb gerust	‑>> 2

Verbs Flashcards Vocabulary Test

The infinitives and simple present tense of lijden ('to suffer') and leiden ('to lead') sound exactly the same,
but the simple past and past participle are different.
Also note that the plural forms of simple present and simple past for leiden ('to lead') sound identical.

to suffer	lijden	ik lijd	wij lijden	ik leed	wij leden	ik heb geleden	2	‑>>
to lead	leiden	ik leid	wij leiden	ik leidde	wij leidden	ik heb geleid	2	‑>>

Even to some Dutchmen the verbs slaan 2 ('to slap, to hit') and slagen 2 3 4 ('to succeed, pass a test') are confusing.
Maybe because of words like (de) slag 2 3 4 ('historical battle') - (de) veldslag 2 3 ('historical land battle') and slaag 2 ('blows') - een pak slaag ([a bunch of blows] 'a beating.')

to hit, slap	slaan	ik sla	wij slaan	ik sloeg	wij sloegen	ik heb geslagen	2 3 4
to succeed, pass a test	slagen	ik slaag	wij slagen	ik slaagde	wij slaagden	ik ben geslaagd	2 3 4

(compare proniunciation with:  hij is laat 2 3 4 5 'he is late,' not in time)

(de) tegenslag 2 setback
(de) slaggitaar rhythm guitar
(het) slagwerk drums
but (de) slager butcher
(de) klap 2 slap // blow // setback

Sla je slag 2 3 4 Seize the opportunity, grab your chance Ergens een slaatje uit slaan 2 3 Taking advantage of an opportunity, making good use of something 't Slaat nergens op 2 3 [It hits nothing] - It's a (usually unpleasant) pointless remark, it has nothing to do with the matter at hand Hij sloeg een arm om haar heen 2 3 He threw an arm around her (de) sla lettuce // a simple salad
(het) slaatje 2 3 a simple salad
(de) salade an elaborate salad

'Verslaan' 2 3 usually means 'to defeat,' but it can also mean 'to report' (do the reporter's thing.)
(De) verslagenheid 2 [~acknowledging defeat] is 'dismay, dejection, despondency'
(Het) verslag is 'report,' like an account by an eyewitness and (de) verslaggever 2 is a somewhat old-fashioned word for reporter, journalist.
'Overslaan' 2 is 'to skip, pass over'

In Dutch, the umlaut-like two dots on top of a vowel ((het) trema ) mean there is a syllable break before that vowel.

to create (somewhat pompous)	creëren	ik creëer		ik creëerde		ik heb gecreëerd
to honor	eren			ik eerde		ik heb geëerd

The V/F and S/Z shifts are explained on the page about plurals. >>

A Strong Verbs Collection

In my first year of English at secondary school, one of the most important tests was about strong verbs. The teacher gave us a list of 25 or 30 verbs, and we had to write down the different forms in English. He said there was going to be one weak verb in the list, and if we made up 'strong' forms for that verb our grade would be a "6-" (barely pass) even if we got all real strong verbs right.

• Note that some past participles don't have GE-
• Note that some verbs have consonant changes
• Be aware that almost all strong verbs that have short A's in the simple past singular have long A's in the plural
  exception: had/hadden
  bracht/brachten and dacht/dachten with A followed by CHT cannot very well be long
• Note the doubling of consonants after a short vowel in plurals
• the simple past plural is given when vowel length or spelling changes

English	infinitive	simple past singular	past participle / past plural	notes, related words
English example	to be	was	(I have) been we were	being
to go	gaan	ging	gegaan   2	'(de) gang' corridor, hallway - "ga je gang" 2 'go ahead, do it your way' ‑>>>
to stand	staan	stond	gestaan	'(de) staande bas' [standing] upright bass - '(het) standpunt' stance, viewpoint ‑>>>
to understand, hear what is said	verstaan	verstond	verstaan  2	'ik versta niet wat je zegt' 2 I can't hear (don't understand) what you're saying. ‑>>
to exist	bestaan	bestond	bestaan
to originate, come into being	ontstaan	ontstond	ontstaan
to carry // to wear	dragen	droeg	gedragen	'(de) draagstoel' chair with poles to carry important people around
to behave	gedragen	gedroeg	gedragen	'(het) gedrag' 2 behavior - '(het) wangedrag' very bad behavior
to ask	vragen	vroeg	gevraagd	'(de) vraag' 2 question - but 'vroeg' also means 'early' (next to 'asked') and 'vroeger' means before, in the past - 'vroeger was alles beter' everything was better in the past ‑>>>
to hunt // to hurry // to send, drive	jagen	joeg	gejaagd  2	alternate simple past: jaagde 2 - (de) jager 'hunter' (de) straaljager 2 'jet fighter' - (de) jacht 'hunt' / (het) jacht 'yacht'
to slap, hit	slaan	sloeg	geslagen	'(de) slag' battle - '(de) tegenslag' 2 setback - '(de) slaggitaar' rhythm guitar - '(het) slagwerk' drums - but '(de) slager' butcher - '(de) klap' 2 slap // setback
to dig	graven	groef	gegraven  wij groeven	'(het) graf' (the) grave - 'begraven' to bury - '(de) begrafenis' funeral - '(de) steengroeve' stone quarry
to sail, move by ship	varen	voer	gevaren	'(het) vaartuig' 'vessel'
wind blowing	waaien	woei	gewaaid	alternative simple past: waaide - '(de) wind' 2 wind
to sleep	slapen	sliep	geslapen	'(de) slaap' 'sleep' - '(de) slaapkamer' 2 bedroom ‑>>
to let, allow	laten	liet	gelaten	but: 'laat' also means 'late, not in time,' and 'laatste' 2 means 'last' ‑>>>
to guess // to counsel	raden	ried	geraden	alternative simple past: raadde - '(het) raadsel' riddle
to betray	verraden	verried	verraden	alternative simple past: verraadde - '(de) verrader' traitor
to blow	blazen	blies	geblazen  wij bliezen 2	'(de) blazers' 2 players of wind instruments - '(de) blaasbalg' bellows
to fall	vallen	viel	gevallen	'(de) val' fall // trap - but: '(het) geval' the case, the matter of ‑>>>
to catch	vangen	ving	gevangen	'(de) gevangenis' prison - '(de) vangst' 2 'catch' - '(de) visvangst' 'fish caught'
to replace	vervangen	verving	vervangen  2	'(de) vervanger' 2 temporary replacement
to hang (things)	hangen	hing	gehangen	'(de) hangmat' 2 hammock - 'ophangen' to hang // execution by hanging
to give	geven	gaf	gegeven  wij gaven	'(de) gave' 2 gift // talent - '(het) gegeven' 2 'given,' fact, information ‑>>>
to forgive	vergeven	vergaf	vergeven  2 wij vergaven	'(de) vergeving' - forgiveness - '(de) vergiffenis' 2 absolution
to eat	eten	at	gegeten  wij aten	Note the G inserted in the past participle - '(de) eetkamer' 2 dining room ‑>>>
to eat like a beast (slang)	vreten	vrat	gevroten  wij vraten 2	(de) vraatzucht 'an animal appetite' - in the Gothic of ca 350AD 'fraitan' was still the common word for 'to eat' - maybe people were still closer to animals at the time
to measure	meten	mat	gemeten  wij maten	'(de) meter' meter >>
to forget	vergeten	vergat	vergeten  wij vergaten	'vergeetachtig' forgetful
to read	lezen	las	gelezen  wij lazen	'(de) leesbril' reading glasses - '(de) lezing' 2 lecture ‑>>>
to speak	spreken	sprak	gesproken  wij spraken	'(het) gesprek' 2 conversation - '(de) taal' language - '(de) uitspraak' 1. pronunciation 2. statement, verdict, pronouncement - '(het) spreekwoord' 2 saying, proverb ‑>> - '(de) spreuk' maxim, aphorism ‑>>>
to take	nemen	nam	genomen  wij namen	‑>>>
to break, crack, rupture	breken	brak	gebroken wij braken	'wij braken' may also mean 'we are vomiting' - '(de) doorbraak' breakthrough - '(de) inbraak' break-in, burglary - '(de) uitbraak' break-out - 'breekbaar' [breakable] fragile - '(de) breuk' 2 rupture, fracture, crack // fraction
to avenge	wreken	wreekte	gewroken	'(de) wraak' revenge - do note that W before R is pronounced as Dutch V. The strong simple past has disappeared; and 'wreken' is not a common word or practice anymore
to stab, to sting	steken	stak	gestoken   wij staken	'wij staken' may also mean: 'we are on strike'
to steal	stelen	stal	gestolen   2 wij stalen	'(de) diefstal' theft - '(de) dief' 2 thief - but: '(de) stal' 2 stable, animal housing
to order, command	bevelen	beval	bevolen   wij bevalen	'(het) bevel' (the) order, command
to weigh	wegen	(woog)	gewogen   (wij wogen )	the woog/wogen simple past is not often used. I would rather say: Ik was toen 52 kilo ik was 52 kilos at the time - '(de) weegschaal' scale
to move	bewegen	bewoog	bewogen   wij bewogen	'(de) beweging' 2 movement (of body // a group or organisation) "Beweeg je niet!" Don't move! ‑>>
to shave	scheren	schoor	geschoren   wij schoren	alternate simple past: 'scheerde' - '(de) schaapscheerder' sheep shearer
to know (things)	weten	wist	geweten   2	'(de) wetenschap' science - '(de) wijsheid' wisdom - '(het) geweten' conscience ‑>>>
to swear (take an oath)	zweren	zwoer	gezworen	'Wij zwoeren een dure eed' We swore a solemn oath '(de) samenzwering' conspiracy
to have	hebben	had	gehad   wij hadden	'(het) hebbeding' a must-have ‑>>>
to say	zeggen	zei	gezegd   wij zeiden	Note D inserted for past plural - '(het) gezegde' stock expression ‑>> // the predicate ‑>>>
to think	denken	dacht	gedacht	'(de) gedachte' thought ‑>>>
to bring	brengen	bracht	gebracht	'terugbrengen' 2 to bring back, to return ‑>>>
to pull	trekken	trok	getrokken   wij trokken	'(de) trekschuit' a horse-drawn canal barge
to swim	zwemmen	zwom	gezwommen   wij zwommen	'(het) zwembad' 2 swimming pool
to fight, struggle	vechten	vocht	gevochten	'(het) gevecht' 2 (the) fight, battle - but '(het) vocht' 2 'moisture' '(de) vechtpartij' 2 [bout of fighting] 'brawl'
to send	zenden	zond	gezonden	'(de) zending' shipment // protestant missionary activites
to salvage (ships)	bergen	borg	geborgen
to hide	verbergen	verborg	verborgen   2
to put away, store	opbergen	borg op	opgeborgen   2
to donate // to pour drinks	schenken	schonk	geschonken   2	'(de) schenking' donation - '(de) schenker' servant pouring drinks at medieval or antique courts
to braid	vlechten	vlocht	gevlochten	'(de) vlecht' 2 braid
to dig, to mine	delven	dolf	gedolven   2 wij dolven 2	'delfstoffen' 2 minerals, mineral resources - also:  - 'bodemschatten' 2 soil treasures, mineral wealth
to melt	smelten	smolt	gesmolten	'(het) smeltpunt' melting point (= freezing point)
to count, weigh; to be applicable	gelden	gold	gegolden   2	"het gold niet" 2 it didn't count, it wasn't valid - 'geldig' 2 valid - 'hij gold als' 'he ranked, was seen as' - maybe unrelated: - '(het) geld' money
to swell	zwellen	zwol	gezwollen  2
to help	helpen	hielp	geholpen	'(de) hulp' help (assistance//helper) - 'help!' 2 help me! - 'behulpzaam' 2 helpful (said of a person) - 'ik heb hulp nodig' 2 I need help, assistance
to throw, cast	werpen	wierp	geworpen	'de teerling is geworpen' 2 'the die is cast,' a risky venture has started
to die	sterven	stierf	gestorven   wij stierven	'to starve' is from the same root - '(de) sterveling' (a) mortal ‑>>
to enlist, canvass	werven	wierf	geworven   wij wierven	'(de) ledenwerfcampagne' membership drive
to roam	zwerven	zwierf	gezworven   wij zwierven	'(de) zwerver' hobo, transient - '(de) zwerftocht' 2 trek
to spoil (active and passive)	bederven	bedierf	bedorven   2 wij bedierven 2
to create (like God)	scheppen	schiep	geschapen	'(de) Schepping' 2 Creation - 'De Schepper' 2 God, the Maker ‑>>
to climb	klimmen	klom	geklommen   2 wij klommen	'klimboom' 2 a good tree for climbing
to win	winnen	won	gewonnen   wij wonnen	'(de) winst' game victory // business profit
to start, begin	beginnen	begon	begonnen   2 wij begonnen	'(het) begin' beginning, start - 'het is begonnen' it has begun ‑>>
to be startled, to be frightened, to be unpleasantly surprised	schrikken	schrok	geschrokken   2 wij schrokken	ik schrok van het lawaai 2 I was startled by the loud noise - ik schrok van de prijs 2 I was taken aback by the price - (de) schrik fright - (het) schrikbewind 2 reign of terror - (het) schrikdraad 'electric fence'
to find	vinden	vond	gevonden	'(de) vondst' finding, something found - '(de) vondeling' foundling - '(de) uitvinding' invention ‑>>>
to jump	springen	sprong	gesprongen	'(de) sprong' the jump
to sing	zingen	zong	gezongen	'(de) zangeres' 2 lady singer
to force, compel	dwingen	dwong	gedwongen   2	Prince Frederik Hendrik (1584-1647) was nicknamed 'de Stedendwinger' 2 'subjugator of cities' - (de) dwang coercion - (de) dwangbuis 2 straitjacket - (de) dwingeland a persistent, strong-willed child
to sound	klinken	klonk	geklonken	'(de) klank' a good or interesting sound - '(de) klankkast' 2 body of acoustic string instrument
to shine, glitter	blinken	blonk	geblonken
to tie, to bind	binden	bond	gebonden	bondgenoten 2 'allies'
to connect // to dress a wound	verbinden	verbond	verbonden	'(het) verband' 1. connection, "gestalt" 2. wound dressing - (het) verbandje small bandage, band-aid - '(het) verbond' 2 alliance - '(de) verbinding' 2 3 connection - "Verkeerd verbonden" 2 ['wrong connection'] "wrong number" (telephone)
to wind	winden	wond	gewonden	'opgewonden' 2 [wound up, tightly wound] excited, agitated
to drink	drinken	dronk	gedronken	'dronken' drunk - '(de) drank' something to drink, usually: liquor - 'sterke drank' liquor ‑>>
to sink	zinken	zonk	gezonken	only passively sinking - 'het zinkende schip' the sinking ship
to stink, smell bad	stinken	stonk	gestonken	'(de) stank' 2 bad smell
to shrink	slinken	slonk	geslonken   2	'spinazie slinkt' 2 3 spinach shrinks - 'psychiater' psychiatrist, shrink
to shrink	krimpen	kromp	gekrompen	'kleren krimpen' clothes shrink
to wring	wringen	wrong	gewrongen	'verwrongen' twisted, distorted
to devour	verslinden	verslond	verslonden   2
to sit	zitten	zat	gezeten   wij zaten	'(de) zitkamer' [sitting] living room - '(de) zetel' seat in elected assembly // (old-fashioned) chair ‑>>>
to lie down	liggen	lag	gelegen   wij lagen	'(de) laag' 2 layer - 'laag/lage' 2 low - but: 'leeg/lege' empty - '(het) leger' army ‑>>>
to pray	bidden	bad	gebeden   wij baden	'wij baden' could also mean 'we're taking a bath' - '(het) gebed' prayer >>
to see	zien	zag	gezien   wij zagen	'wij zagen' might also mean 'we're cutting wood' - '(het) gezicht' 2 view // face ‑>>>
to freeze	vriezen	vroor	gevroren   (wij vroren )	'(het) vriespunt' freezing point - 't vroor dat 't kraakte 2 it was a crackling freeze
to lose	verliezen	verloor	verloren   wij verloren	'(het) verlies' loss
to lie (to say what is not)	liegen	loog	gelogen   wij logen	'(de) leugen' the lie, untruth - '(de) leugenaar' 2 liar
to fly	vliegen	vloog	gevlogen   wij vlogen	'(de) vlieg' the fly (insect) - '(de) vlieger' 2 kite - '(de) vliegenier' pilot (old-fashioned) - '(de) vogel' 2 bird - '(de) vleugel' wing // grand piano - '(het) vliegtuig' 2 airplane
to cheat, deceive	bedriegen	bedroog	bedrogen   2 wij bedrogen 2	'(het) bedrog' 2 fraud, trickery - '(de) bedrieger' swindler do not confuse 'bedriegen' and 'bedreigen' to threaten
to choose	kiezen	koos	gekozen   wij kozen	'(de) verkiezingen' elections >> - but '(de) kiezen' means '(back) teeth, molars'
to offer // to bid (auction)	bieden	bood	geboden   wij boden	'(het) bod' offer, the price you're asking or willing to pay
to forbid, disallow	verbieden	verbood	verboden   wij verboden	'(het) verbod' something is not allowed - 'verboden toegang' do not enter, entry not allowed, stay out!
to shoot	schieten	schoot	geschoten   wij schoten	'(het) schot' 2 shot - but '(de) schoot' lap - '(het) geweer' 2 rifle
to pour	gieten	goot	gegoten   2 wij goten	'(de) gieter' watering can - 'gietijzer' cast iron - "'t Zit als gegoten" It fits like a T
to enjoy	genieten	genoot	genoten   2 wij genoten 2	'(de) genotsmiddelen' 2 non-vital consumption items like tobacco and alcoholic drinks, 'only for pleasure'
to come	komen	kwam	gekomen   wij kwamen	'(de) komst' the coming, arrival ‑>>>
to walk	lopen	liep	gelopen	'(de) loopfiets' early bicycle without pedals - 'op loopafstand' within walking distance - '(de) zandloper' hourglass - '(de) koploper' 2 front runner ‑>>>
to be allowed to, 'may'	mogen	mocht	(gemogen)	'mogelijk' 2 possible - '(de) mogelijkheid' 2 possibility ‑>>>
to buy	kopen	kocht	gekocht	'te koop' for sale (house) - '(de) winkel' 2 (the) shop - 'winkelen' to shop ‑>>
to 'become'	worden	werd	geworden	also the verb for the passive voice:  'hij werd gemarteld' 2 he was tortured - 'de bal wordt geschopt' the ball is kicked - 'de bal werd geschopt' 2 the ball was kicked ‑>>>
to be able to, 'can'	kunnen	kon	(gekund)   wij konden	Note D inserted in the past plural - '(de) kunde' 2 3 (learned) skill - '(de) deskundige' 2 expert - '(de) scheikunde' chemistry - '(de) natuurkunde' physics ‑>>>
'shall, will' - for the future tense	zullen	zou	- 2 wij zouden 2	Note D inserted in the past plural ‑>>>
to be	zijn	was	geweest   wij waren	for the passive, Dutch uses 'worden' (see 2 lines above) ‑>>>
to look	kijken	keek	gekeken   wij keken	'(de) verrekijker' binoculars ‑>>>
to appear, look like, 'seem'	lijken	leek	geleken   wij leken	" 't lijkt wel zomer" it feels like it's summer - 'ze leken wel gek' 2 it looked like they were crazy ‑>>
to appear ('it turned out')	blijken	bleek	gebleken   wij bleken	it is a bit far-fetched, but 'wij bleken' could also mean 'we bleach' - 'ze bleken oplichters te zijn' 2 it turned out they were swindlers ‑>>
to get	krijgen	kreeg	gekregen   wij kregen	‑>>> - Dutch also has a few words with 'krijg' 2 3 meaning 'war' (German 'Krieg') like krijgsgevangene 2 ('prisoner-of-war')
to grab	grijpen	greep	gegrepen wij grepen	'(de) greep' 2 grip, grab
to understand	begrijpen	begreep	begrepen   wij begrepen	'ik begrijp niet wat je bedoelt' 2 I do not understand what you mean - '(het) begrip' 2 understanding // well-known thing or person ‑>>
to stay, remain	blijven	bleef	gebleven   wij bleven	'blijven zitten' 2 [to stay seated] repeating a grade in school ‑>>>
to write	schrijven	schreef	geschreven   wij schreven	'(het) schrift' notebook - 'De Schrift' the Bible (old-fashioned) - '(de) schrijver' writer, author - note that CH in SCHR is not pronounced ‑>>>
to float // to drive (cattle etc.)	drijven	dreef	gedreven   2 wij dreven	een gedreven man a passionate man, focused on his mission
to drive, to ride	rijden	reed	gereden   wij reden	'(het) rijbewijs' 2 driver's license - '(het) rijtuig' the old horse-drawn carriage
to suffer	lijden	leed	geleden   2 wij leden	'(het) leed' suffering - '(het) leedvermaak' 'Schadenfreude' ‑>>>
to fight, battle	strijden	streed	gestreden   2 wij streden	'(de) strijdkreet' 2 battle-cry - 'moegestreden' tired by fighting
to glide, slide	glijden	gleed	gegleden   wij gleden	'(de) glijbaan' (the) slide (playground) - 'uitglijden' to slip
to praise	prijzen	prees	geprezen   wij prezen	'(de) prijs' price (cost) // prize (award)
to rise (dough)	rijzen	rees	gerezen	het brood is niet goed gerezen 2 the bread didn't rise properly
to disappear	verdwijnen	verdween	verdwenen   2 wij verdwenen 2
to avoid	vermijden	vermeed	vermeden   wij vermeden
to wear out // to sell // to pass the time	slijten	sleet	gesleten   2 wij sleten	'(de) slijter' liquor seller, liquor store - '(de) slijterij' liquor store - 'zij sleten hun dagen met sigaren ' they spent their days smoking cigars
to wear out	verslijten	versleet	versleten   wij versleten	'versleten' worn out - 'een versleten jas' a worn-out coat
to be silent, not speak	zwijgen	zweeg	gezwegen   wij zwegen	William of Orange, nicknamed 'Willem de Zwijger' 2 'William the Silent' was the Dutch George Washington ‑>>
to rise	stijgen	steeg	gestegen   2 wij stegen	'(de) stijgbeugel' 2 stirrup (horse riding)
to cut (with a knife)	snijden	sneed	gesneden   wij sneden	'snijbonen snijden' cutting Italian beans
to rub	wrijven	wreef	gewreven   wij wreven	note that W before R is pronounced as Dutch V
to squeeze, pinch	knijpen	kneep	geknepen   wij knepen	note that K before N is pronounced - '(de) knijpkat' flashlight with generator to be squeezed
to bite	bijten	beet	gebeten   2 wij beten
to point	wijzen	wees	gewezen   2 wij wezen	'(de) wijsvinger' [pointing] index finger
to teach	onderwijzen	onderwees	onderwezen   2 wij onderwezen	'(het) onderwijs' education, teaching ->> - '(de) onderwijzeres' elementary school teacher (female)
to split	splijten	spleet	gespleten   wij spleten 2	'(de) splijtstof' 2 fissionable material, nuclear fuel - '(de) scheiding' separation, divorce
to iron (clothes) // to brush // to smooth	strijken	streek	gestreken   wij streken	'viool met strijkstok' 2 violin with bow - '(het) strijkkwartet' string quartet - '(de) strijkplank' ironing board - '(het) strijkijzer' (ironing) iron
to shine // to appear, 'it looks like ...'	schijnen	scheen	geschenen   wij schenen	'De zon scheen de hele dag.' The sun was shining all day. ‑>>
to blame	wijten	weet	geweten   wij weten 2	'wij weten' also means 'we know' (see above) - 'wij weten 't aan 't weer' we blamed the weather (for it)
to reproach	verwijten	verweet	verweten   wij verweten	'(het) verwijt' reproach
to regret	spijten	speet	gespeten	'het spijt me' I'm sorry - '(de) spijt' remorse
to grind, sharpen	slijpen	sleep	geslepen   wij slepen	'wij slepen' also may mean 'we drag' - '(de) slijpstenen' whetstones - '(de) scharensliep' 2 person sharpening knives and scissors
to throw angrily	smijten	smeet	gesmeten   wij smeten	'to smite' is from the same root
to do	doen	deed	gedaan   wij deden	(de) 'daad' '(the) act' ('deed') - 'geen woorden maar daden!' 2 we want action, not words - '(de) dader' 2 perpetrator, offender - '(de) misdaad' crime - '(de) misdadiger' criminal ‑>>>
to search, look for	zoeken	zocht	gezocht	(het) onderzoek 2 investigation, research ‑>>>
to call, shout	roepen	riep	geroepen	'(de) stadsomroeper' town crier - '(de) omroepverenigingen' 'broadcasting organisations' >> - 'een roepende in de woestijn' a voice crying out in the wilderness (Mark1:3, John the Baptist) - in modern Dutch, (de) woestijn means 'desert' - 'bellen' to call (telephone)
to have to, 'must'	moeten	moest	gemoeten	but: '(de) moed' 'courage' - actually only a consonant change ‑>>>
to hold	houden	hield	gehouden	'houden van' is 'to love, to like' ‑>>>
to dive	duiken	dook	gedoken   wij doken	'(de) duikplank' 2 diving board - '(de) duikboot' submarine - also '(de) onderzeeër'
to bow	buigen	boog	gebogen   wij bogen	'(de) buiging' 2 human bow - '(de) boog' bow (for arrows) // arch
to close	sluiten	sloot	gesloten   wij sloten	'(het) slot' 2 lock // end // castle
to decide	besluiten	besloot	besloten   2 wij besloten 2	'(het) besluit' decision - '(de) beslissing' decision
to whistle	fluiten	floot	gefloten   2 wij floten	'(de) fluit' (the) whistle - '(de) blokfluit' recorder - '(de) dwarsfluit' 2 flute
to suck	zuigen	zoog	gezogen   wij zogen	'(de) zuigeling' baby - '(de) zuignap' suction cup
to smell	ruiken	rook	geroken   wij roken	'wij roken' might also mean 'we are smoking' - '(de) ruiker' 'bouquet of flowers' (a bit old-fashioned)
to sneak	sluipen	sloop	geslopen   wij slopen	'wij slopen' might also mean 'we wreck' (like, cars)
to crawl	kruipen	kroop	gekropen   wij kropen	'(de) kruipruimte' crawl space (under a house) - '(de) kruipolie' 2 WD40
to drip	druipen	droop	gedropen   2 wij dropen	'(de) druppel' drop
to shove, make slide	schuiven	schoof	geschoven   wij schoven	'(de) schuiftrompet' [sliding trumpet] trombone - '(de) schuifdeuren' sliding doors
dust blowing // to speedily go	stuiven	stoof	gestoven   wij stoven	'(het) stuifmeel' pollen
to blow (your nose)	snuiten	snoot	gesnoten   2 wij snoten 2	'neus snuiten' 2 blowing your nose - 'hij snoot z'n neus' 2 3 he blew his nose
to drink heavily (slang)	zuipen	zoop	gezopen   wij zopen	'bezopen' crazy, drunk - 'koek en zopie' 2 simple snacks and drinks from a hole-in-the-wall place

Consonant Changes in Strong Verbs

English	infinitive	simple past singular	past participle		past plural (if vowel length or spelling change)
English example	to be	was	(I have) been		we were
to be	zijn	was	geweest		wij waren	for the passive, Dutch uses 'worden'
to have	hebben	had	gehad		wij hadden
to come	komen	kwam	gekomen		wij kwamen
to hold	houden	hield	gehouden			'houden van' is 'to love, to like' ‑>>>
to go	gaan	ging	gegaan	2
to stand	staan	stond	gestaan
to slap, hit	slaan	sloeg	geslagen
to know (things)	weten	wist	geweten	2
to say	zeggen	zei	gezegd		wij zeiden	Note D inserted for past plural
to see	zien	zag	gezien		wij zagen
to lose	verliezen	verloor	verloren		wij verloren
to freeze	vriezen	vroor	gevroren		(wij vroren )
to be able to,'can'	kunnen	kon	(gekund)		wij konden	Note D inserted in the past plural
'shall, will' (for the future tense)	zullen	zou	-	2	wij zouden 2	Note D inserted in the past plural
to do	doen	deed	gedaan		wij deden
to have to, 'must'	moeten	moest	gemoeten			actually only a consonant change
to think	denken	dacht	gedacht
to bring	brengen	bracht	gebracht
to be allowed to, 'may'	mogen	mocht	gemogen
to buy	kopen	kocht	gekocht
to search, look for	zoeken	zocht	gezocht

As the two examples below show, the quite common F/V and S/Z shifts are not an indication of a past tense. When a verb stem ends in V or Z, it is replaced by an F or S if no ending is added to the stem. Dutch words cannot end in V or Z. The Dutch mouth has trouble producing those sounds at word's end. more.

English example	to write	I write	we write	I wrote	we wrote	I have written
to write	schrijven	ik schrijf	wij schrijven	ik schreef	wij schreven	ik heb geschreven	2 >>
to read	lezen	ik lees	wij lezen	ik las	wij lazen	ik heb gelezen	2 >>

<< previous - verbs central - next >>

Desk Vocabulary

boekenkast

bureau

bureaulamp

kastje

potloden

vulpotloden

balpennen

vulpen

inkt 2 - inktpot

papier 2

viltstiften

potlood en penseel

passers

gummetjes

puntenslijpers

linialen

driehoeken

nietjes

nietmachines

plakband

woordenboek 2

boek 2 - boekje 2

computer

muis

schrift

opschrijfboekjes 2

bloknoot

toetsenbord 2

ik typ

De Schrift >>

ik schrijf - >>

ik teken

ik denk

ik lees

ik spreek 2

ik glimlach

BuyCD_CDs to write schrijven ik schrijf ik schreef ik heb geschreven - >> to type typen ik typ ik typte ik heb getypt to draw tekenen ik teken ik tekende ik heb getekend to read lezen ik lees ik las ik heb gelezen - >> to think denken ik denk ik dacht ik heb gedacht 2 - >> to speak spreken ik spreek ik sprak ik heb gesproken - >> to smile glimlachen ik glimlach ik glimlachte ik heb geglimlacht to laugh lachen ik lach ik lachte ik heb gelachen - >>

ik lach

(het) potlood (de) puntenslijper (het) gummetje

pencil pencil sharpener eraser

(het) vulpotlood (de) vulpen (de) balpen

mechanical pencil fountain pen ballpoint pen

(de) inkt (de) blocnote (bloknoot)

ink notepad

(de) viltstift (de) penseel

felt-tip pen small paintbrush

(het) potlood (de) werktekening

pencil construction diagram

(de) liniaal (de) driehoek

ruler triangle

(het) papier (het) schrift (het) opschrijfboekje (de) bureaulamp

paper notebook small notebook desk lamp

(het) boek (het) boekje (de) boekenkast (het) bureau

book small book bookcase desk // office

(het) nietje (de) nietmachine (het) plakband

staple stapler Scotch tape

(de) computer (de) muis (het) toetsenbord 2

computer mouse keyboard

(het) kladblaadje 2 (het) elastiekje 2 piece of scrap paper (for temporary notes) 'rubber band'

Metric and Imperial Measurements: Volume

fluid ounces (fl. oz.) to milliliters (ml)

	U.S.	British	Dutch
teaspoon	5 ml	6 ml	3 ml - (de) theelepel
dessert spoon		12 ml
Tablespoon	15 ml	18 ml	15 ml - (de) eetlepel

cups to liters (L)

gallons to liters

more dimensions 1 gallon = 3.785 liters 1 liter = 0.264 gallon (het) volume ('volume') (de) inhoud ('volume;' also: 'contents') (de) liter (de) milliliter = cc = (de) kubieke centimeter (cm3) = 1/1000 of a liter In Dutch, the units of measure are rarely used in the plural (except in time.) 1 liter, 2 liter 2 << - numbers, simple math and dimensions - >>

My Home Town: Wageningen

In the Ice Ages ((de) ijstijd 2 - 'ice age') glaciers came down to Holland from the Scandinavian mountains, pushing rocks and rubble that were left at the farthest point as hills called 'Moraines.' My home town of Wageningen is partly built on hills like that, the Wageningse Berg and the Hinkelseberg and one or two more that I don't know the names of. Now as we all know, there are no mountains in Holland (er zijn geen bergen in Nederland ) - the highest point in the country is in the extreme South-East, and it's only about 1000 feet (300 meters) above sea level. The hills of my home town are just about 100 feet (30 meters) high. Still, the names say berg ('mountain') and there's a forest path at the edge called 'de Bergrand' ('Mountain's Edge,') just one block from the house where I was born. Dutch bergaf 2 is 'downhill.' Between the hills is an abandoned, sunken road called 'de Holleweg' ('Hollow Road') that was good for sleighriding in cold Winters. Local legend has it that priests (or maybe even priestesses) of the Germanic tribes would roll burning wheels down this road to foretell the future. The wheel is in the city's coat of arms. The river Rhine (de Rijn 2) used to flow just South of the Wageningen hills, and there was a place where it could be crossed on foot, which may explain settlement in the area. When the Romans came to Holland about 50 BC, they found the Germanic tribe of the Batavians (Batavieren ) in the area. The Batavians had probably been there for one to two hundred years, but traces have been found of an older settlement by another people. Roman histories mention a settlement at a ford called Vada, where Claudius Civilis, the leader of the Batavian Uprising of 69 AD met his Roman counterpart Cerialis for negotiations. Wageningen proudly uses the Latin name, but historians doubt that this Roman settlement was near Wageningen. Some people think this Latin Vada is the root of the Dutch verb waden ('to wade') - but that is unlikely because of the similar English word. It's probably from an older Indo-European word that may also be the source of the Latin word. The main local ferry is called 'het Lexkesveer' which may have to do with Latin lux ('light' - a beacon?) but probably not. In 1263, the duke of Gelre granted Wageningen city rights. A moat was dug and city walls constructed. Parts of these have been restored. Of course many things happened, local struggles, the fight against Spain, several wars with France, but it looks like nothing of historical importance happened in my home town until the 20th Century. The town seems to have been rather poor, and not developing. It may be the largest town in Holland without a railway station (the major railways were laid before 1875.) Local humor blames orthodox protestants who didn't want the Sunday quiet disturbed by trains, but I've also seen a military explanation.

In the late 19th Century, the government saw a need for agricultural research and educating farmers, and because of its wide variety of soil types Wageningen was chosen as the location for a school of agriculture, that was made into the (de) Landbouwhogeschool 2 in 1918. '(De) landbouw' 2 is 'agriculture;' a Dutch hogeschool 2 is a university (college and grad school) dedicated to one subject. In 1970, the Landbouwhogeschool had about 1500 students and 50 professors on a town of 25.000 inhabitants. Later it was made into a university of general life sciences. De Dreijen - one of the University areas. Holland was neutral in the First World War, and the German attack of May 1940 came as a shock to many people. The Dutch army was going to make a stand at a range of hills a few miles West of Wageningen, so the population had to be moved out quickly to create a free-fire zone. Police went door-to-door and sent the citizenry to the harbour, where ships were boarded that had just unloaded coal and concrete, and the people were brought to the West of the country. The Dutch army surrendered after five days when the Germans threatened to bomb Rotterdam and other main cities. Rotterdam was bombed after all, it was said because of miscommunication, but probably for intimidation. When in September 1944 the last leg of Operation Market Garden failed to capture the Bridge Too Far at Arnhem, the River Rhine became the front line in the East of Holland. (maps) The German authorities ordered the population to move out, and most inhabitants were taken in by the people of the towns and villages a few miles to the North. In May 1945 the formal surrender of the remaining German forces in Holland took place in ghost-town Wageningen. The Canadian general Charles Foulkes and his staff, accompanied by Prince Bernhard (husband of then Dutch crown princess, later queen Juliana ) met with German generals in Hotel 'De Wereld' 2. De Eng 2 - the area between the town of Wageningen and the forest to the North-East As a last point I'd like to mention that some people in Wageningen like to think that the Dutch word fiets 2 ('bicycle') is after the local blacksmith Viets who ran one of the first bike shops in the country >>, but the word is generally thought to be a corruption of the French vélocipède . main source: 'Wageningen 700 Jaar Stad,' Veenman, Wageningen 1963 In Dutch, I would say De plaats waar ik vandaan kom 2 ('the place/town where I'm from') for 'My Home Town.' I could say mijn geboorteplaats ('my birthplace') but that sounds a bit official, like in documentation. Plaats can be 'a place, a spot' but it often means 'town.' << - essays - >>

Wageningen in The Netherlands

Gerard Carbo, 1977 (watercolor) Private Collection

‑>>

The 'owner' of the English-language Wikipedia page about Wageningen removed the link to this little essay, calling it 'irrelevant'
Likewise, the owneress of the Dutch wikipedia pages 'Alliterations' and 'Yiddish' removed links to my pages about those subjects, and right away threatened me with a wikipedia ban if I dared put it back (I think it's under new ownership now)
Wikipedia is nice, but occasionally it gives too much power to people who think too much of themselves

Home (Learning Dutch)

previous vorige

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

next volgende

Site map - email - Copyright © Marco Schuffelen 2009. All rights reserved. This material may not be published, broadcast, rewritten, redistributed, or hotlinked to.
Don't be a dief (thief) / dievegge (female thief) - diefstal (theft) - stelen (to steal) - heler (dealer in stolen goods) - hear Dutch - 2